Wanneer de opstandelingen aan de winnende hand zijn, keert Willem van Oranje terug naar Den Haag. Een tijd van economische voorspoed breekt aan. We nemen u mee in de kortste geschiedenis van Den Haag, deel 2.

1750, gravure Huis den Bosch | D. Wit

De strijd tussen de Spanjaarden en het opstandige Holland ging gepaard met veel geweld. Omdat de stad niet was beschut door vestingmuren, besloot stadhouder Willem van Oranje samen met zijn bestuursapparaat naar het ommuurde Delft te verhuizen.

Opnieuw regeringscentrum

Dat beviel die stad zo goed dat het stadsbestuur van Delft in 1575 voorstelde het verpauperde Den Haag met de grond gelijk te maken. Maar daar ging Willem van Oranje niet in mee, en toen een jaar later de opstandelingen aan de winnende hand waren, vestigde hij zich weer in Den Haag. Dat werd daarmee opnieuw regeringscentrum: vergaderplaats van de Staten van Holland en in 1585 ook van de Staten-Generaal.

Langzaam tot bloei

Den Haag kwam daarna langzaam tot bloei. De stad heeft meer voorzieningen nodig en die komen er ook. Zo worden begin zeventiende eeuw nieuwe havens gegraven in het Spuikwartier. De burgemeesters (meervoud!) en de schepen besturen Den Haag, maar ook gewestelijke instellingen bemoeien zich met Den Haag. En die zitten elkaar soms behoorlijk dwars, een reden waarom Den Haag vóór 1806 geen stadsrechten zal krijgen.

Onthoofding Van Oldenbarnevelt

Sommige geschillen op religieus en politiek gebied hebben soms dodelijke slachtoffers tot gevolg, zoals het conflict tussen stadhouder prins Maurits en raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. De oude raadspensionaris werd in 1619 na een conflict met de stadhouder onthoofd op het Binnenhof.

Economische voorspoed

Den Haag beleefde in de zeventiende eeuw een periode van economische voorspoed. Holland stond op de drempel van de Gouden Eeuw en het hof van stadhouder Frederik Hendrik gaf Den Haag allure. Op een aantal plekken in de stad zijn daar nog sporen van te zien, zoals de prachtige schilderingen in het Huis ten Bosch.

Welvaart voor de kleine middenstand

Het stadhouderlijk hof en het landsbestuur in Den Haag zijn ook goed voor de kleine middenstand. Veel Haagse burgers verdienen hun brood door producten te maken voor de vele diplomaten en hoge ambtenaren in de stad. Anderen vinden werk in de wapenindustrie, in boekhandels, boekdrukkerijen of bierbrouwerijen.

'Een dorp der steden, waar iedere straat een stad is'

Het aantal inwoners steeg tot 24.000 in 1670 en zelfs tot 30.000 in 1700. Aan de Prinsessegracht en omgeving kwamen nieuwe grote woonhuizen en aan het Voorhout verrezen fraaie paleizen. Den Haag was zonder twijfel een stad geworden, maar juridisch bleef het een dorp. ‘Een dorp der steden, waar iedere straat een stad is’, schreef de Haagse bestuurder, componist, geleerde en dichter - maar ook ontwerper van de Scheveningseweg - Constantijn Huygens.

Wonen op het zand of het veen

In die tijd, we spreken dan over de tweede helft van de zeventiende eeuw, waren de verschillen tussen de bewoners van Haags grondgebied ‘op het zand’ en ‘op het veen’, zoals we dat nu nog kennen, al zichtbaar. Op de hoger gelegen delen – op het zand – woonden veel rijken, terwijl de minderbedeelden in de buurt van het Spui op het veen woonden.

Toneel van politieke conflicten

Den Haag bleef het toneel van politieke conflicten, die soms zeer ernstig uit de hand liepen. Op 20 augustus 1672 vond een spraakmakende politieke moord in Den Haag plaats. Toen lynchten woedende Oranje-aanhangers en leden van de Haagse schutterij bij de Gevangenpoort, vlakbij het Binnenhof, de gebroeders Johan en Cornelis de Witt. In de Gevangenpoort, nu een museum, wordt hun verhaal nog steeds verteld.

Ultimi Barbarorum

Filosoof en wiskundige Baruch Spinoza, toen wonend op de Paviljoensgracht in Den Haag, was zo geschokt door deze moord dat hij ’s nachts een pamflet schreef met de titel Ultimi Barbarorum (jullie zijn de ergste barbaren) met de bedoeling het bij de Gevangenpoort op te hangen. Dat deed hij uiteindelijk niet. Zijn huisbaas, Hendrik van der Spyck, wist hem daarvan te weerhouden door de voordeur op slot te draaien.

Relatieve voorspoed in tijden van stagnatie

De achttiende eeuw was voor de Republiek een tijd van stagnatie. Maar Den Haag deed het relatief goed, zeker vergeleken met steden als Delft en Leiden. De aanwezigheid van regering, diplomaten en hoge ambtenaren in de stad verzekerde de middenstand van omzet.

Afhankelijk van de bedeling

De bevolking bleef dan ook groeien tot ruim 38.000 in 1795, maar de mensen werden wel armer. Steeds meer Hagenaars moesten noodgedwongen wonen in piepkleine huisjes of kamers en raakten afhankelijk van ‘de bedeling’, een voorziening die vaak door kerken werd verzorgd om in de eerste levensbehoeften van de burgers in armoede te voorzien.

Meer weten? Lees dan 'Vroege bewoning, hof en dorp (1230-1568)' en 'Stad of dorp'.