Den Haag, stad of dorp
Is Den Haag een stad of een dorp? Deze vraag wordt vaak gesteld. Aardrijkskundig gezien is Den Haag nu een stad. Het voldoet aan alle eisen die aan een stad gesteld worden bijvoorbeeld over het aantal inwoners, bebouwd oppervlak, culturele voorzieningen, winkels en werkgelegenheid. Maar in het verleden lag dat anders. Hoe is het Den Haag dat we nu kennen eigenlijk ontstaan?
Stadsrecht: een stem in de provinciale Staten
Vanaf de Middeleeuwen tot aan de Franse Tijd (1795) maakt het gewest of graafschap Holland scherp onderscheid tussen steden en dorpen. De steden krijgen van de graaf stadsrechten. Hierdoor kunnen zij afgevaardigden sturen naar de vergadering van de Staten van Holland en zo meebeslissen over staatszaken. De dorpen behoorden tot het platteland en hadden geen eigen stem in de Statenvergadering. Zij worden daar vertegenwoordigd door de adel ofwel ‘de Ridderschap'. Deze heeft in de vergadering maar één stem, terwijl de achttien Hollandse steden ieder één stem hebben. Zij zijn dan ook veel machtiger dan het platteland.
Den Haag: een dorp met stadse allures
Den Haag is ontstaan als een boerennederzetting bij het hof van de graaf. Aelbrecht van Beieren geeft de nederzetting in 1370 een aantal voorrechten en stelt precies de grens van het rechtsgebied vast. ‘Die Haghe’ wordt in de loop van de tijd belangrijker. Het heeft weliswaar de status van dorp maar wordt soms ook als stad beschouwd. Zo verleent hertog Karel de Stoute van Bourgondië op 22 augustus 1470 het dorp een nieuw voorrecht. Hij spreekt dan over de inwoners van de ‘ville de la Haye’ ofwel over de 'stede van den Haghe'. Zijn dochter, Maria de Rijke, had het in 1481 over ‘onser stede van den Hage'. Maar in 1485 sprak haar echtgenoot, keizer Maximiliaan van Oostenrijk, weer over het ‘dorp van der Hage’. In de eerste helft van de 16e eeuw is er zelfs geregeld sprake van de ‘vlecke van Den Haige', alsof het een plaats is zonder enige betekenis.
De Landsheer rekent Den Haag wel tot de steden als hij het uitoefenen van ambachten of nijverheid op het platteland verbiedt. Dat recht wordt alleen aan steden (waaronder Den Haag) toegekend. En als de kleine Hollandse steden in 1553 protesteren tegen de grote macht van de zes grote steden (Dordrecht Haarlem Leiden, Delft, Amsterdam en Gouda) is Den Haag één van die protesterende kleine ‘steden’. Het bestuur van Den Haag wordt in de 15de en 16de eeuw ingericht zoals in een stad. Net als ‘echte' steden krijgt ‘Die Haghe’ een vroedschap: een bestuursorgaan dat bijvoorbeeld betrokken is bij de jaarlijkse verkiezingen van de schepenen. In 1559 krijgt het bovendien twee burgemeesters, een soort wethouders die dezelfde ‘eeren, rechten ende preëminentiën' krijgen als burgemeesters van de bestaande steden van Holland.
Pogingen om stad te worden
Natuurlijk probeert Den Haag ook officieel als stad erkend te worden. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog lijkt dit te lukken, want Den Haag mag zonder bezwaar van de andere steden deelnemen aan de vergaderingen van de Staten van Holland. Maar de financiën van Den Haag zijn dan zo slecht dat er geen middelen zijn om een goede vertegenwoordiging naar die vergaderingen te sturen. Als de financiële situatie rond 1580 verbetert, zijn de kansen verkeken en slaan de Staten van Holland het Haagse verzoek ‘om verheffing tot stad’ af.
Latere pogingen strandden ook. De Ridderschap die het platteland vertegenwoordigt (en daarmee ook het ‘dorp’ Den Haag) wilde Den Haag niet kwijt. Den Haag betaalt immers een groot deel van de belastingen die de Ridderschap moet opbrengen. AIs Den Haag officieel een stad wordt, moet de rest van de Ridderschap dus meer betalen. Ook de Hollandse steden zijn tegen een stadsrecht voor Den Haag omdat het dan een eigen stem krijgt in de Statenvergadering. Dat betekent minder invloed voor de andere steden. Bovendien gunnen deze steden geen enkele andere stad het recht de vaste residentie van de Staten te worden. Het onmondige ‘dorp' Den Haag geeft wat dat betreft minder problemen. De Staten en de andere regeringsorganen voelen zich daar vrij, want de Haagse magistraat heeft over het Binnenhof en zijn directe omgeving niets te vertellen. Als Den Haag een stad wordt, zou dat weleens kunnen veranderen.
Den Haag een ‘stad’
Pas in 1795, als Franse troepen de Republiek binnentrekken en de Bataafse omwenteling plaats vindt, krijgt Den Haag een nieuwe kans. Het stuurt afgevaardigden naar het nieuwe bestuur van Holland en mag eindelijk op voet van gelijkheid met de steden meepraten en beslissen over staatszaken. Dit voorrecht duurt maar drie jaar want in 1798 wordt het onderscheid tussen steden en platteland opgeheven en bestaan er alleen nog gemeenten. De benaming stad is voortaan niet meer dan een statussymbool.
Toch krijgt dit symbool een officieel tintje als Lodewijk Napoleon, die in 1806 koning van Holland is geworden, zijn intocht in zijn residentie wil houden. Hij staat er op ‘dat aan hem op morgen bij zijn plegtige intrede in Den Haag, de sleutels der Stad wierden geoffereerd'. Maar die had Den Haag niet omdat het ook nooit stadsmuren en een stadspoort had. Snel laat het stadsbestuur bij zilversmid François Simons twee verguld zilveren sleutels maken. Deze worden vervolgens op een fraai geborduurd kussen aan de koning aangeboden. Enkele maanden later verleent de koning Den Haag de rang en naam van derde stad van het koninkrijk.
De sleutels zijn nog twee keer gebruikt: bij de intocht van keizer Napoleon in de stad op 24 oktober 1811 en toen prins Willem VI, de latere koning Willem I, op 30 november 1813 zijn intrede doet. Daarna worden ze in het Gemeentemuseum opgeborgen waar ze in de Tweede Wereldoorlog spoorloos zijn verdwenen. Keizer Napoleon had op zijn beurt voor Den Haag een cadeau, zij het een kleiner dan waarop het stadsbestuur had gehoopt. Den Haag wordt door hem verheven tot ‘bonneville de l'empire’, goede stad van het keizerrijk. Een titel die alleen inhield dat de burgemeesters bij de kroning van Napoleons opvolger aanwezig mochten zijn.
Onder het bewind van koning Willem I blijft Den Haag een stad waardoor het recht had op vier zetels in de Provinciale Staten van Holland. Na de splitsing van deze provincie in 1840 in Noord- en Zuid-Holland op acht zetels. Ook was het voortaan de hoofdstad van de provincie. In 1848, bij de invoering van de nieuwe grondwet, verliest bet begrip stad zijn staatsrechtelijke betekenis voorgoed zodat Den Haag officieel alleen nog een gemeente is.