Herdenkingsmonumenten Stadhuis Spui
Op de vierde etage van het Haagse stadhuis bij het Politiek Terras hangen drie plaquettes. Deze monumenten herinneren aan de ambtenaren die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen en werkzaam waren bij de Gemeentesecretarie, de Dienst Gemeentewerken en de Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Deze diensten zijn de voorlopers van de huidige Bestuursdienst, de Dienst Publiekszaken, de Dienst Stadsbeheer en de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten.
De 45 ambtenaren van wie de namen op de herdenkingsplaquettes staan, zijn allen slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De oorlogsverhalen van deze mensen zijn niet alleen aangrijpende en vaak ook indrukwekkende persoonlijke geschiedenissen, maar leveren ook kleine verhalen op over de gemeente in de oorlogsjaren. Lees hier ook de verhalen van 34 gevallen Haagse ambtenaren die herdacht worden aan het Trekvlietplein.
Monument Spui, fotograaf Petra Kortekaas
Slachtoffers Gemeentesecretarie
(Voorloper van de Bestuursdienst en de Dienst Publiekszaken)
Willem Cornelis van Aelst
Geboren op 15 maart 1921 te Den Haag, overleden op 10 mei 1945 in het concentratiekamp Ebensee bij Mauthausen (Oostenrijk); zoon van Simon van Elst en Johanna Lena Korver. Hij was ongehuwd.
Willem Cornelis van Aelst is opgegroeid in Den Haag. Zijn vader had een kruidenierszaak aan de Beeklaan 343. Na het overlijden van zijn vader in 1940, neemt zijn broer Cornelis Gijsbertus de winkel over. Willem Cornelis van Aelst woonde in de oorlog bij zijn moeder aan de Caen van Necklaan 259 in Rijswijk.
Van Aelst volgde een opleiding tot radio-telegrafist. Op 30 maart 1942 kwam hij als ambtenaar van de gemeente Den Haag bij de Crisis- en Distributiedienst te werken. Hij was lid van het verzet en hielp honderden mensen aan vervalste documenten en distributiekaarten.
De Duitse politie arresteerde hem op 30 mei 1944 wegens het verstrekken van valse papieren en sabotage. Via de Scheveningse strafgevangenis en kamp Vught werd hij op transport gesteld naar Duitsland. Na de oorlog was lange tijd onbekend waar Willem Cornelis van Aelst was omgekomen. Nog in 1951 stond zijn naam vermeld in de Nederlandse Staatscourant in een lijst van vermiste Hagenaars, die als overleden werden beschouwd.
Inmiddels weten we dat Van Aelst vast zat in de Duitse concentratiekampen Sachsenhausen en Neuengamme en uiteindelijk in Oostenrijk in het beruchte strafkamp Mauthausen terecht is gekomen. Hij werd geplaatst in kamp Ebensee een nevenvestiging (‘Aussenlager') van het concentratiekamp Mauthausen. Hier stierf hij door ziekte of uitputting na de bevrijding van het kamp op 10 mei 1945.
In park Hofrust in Rijswijk is een speciaal herdenkingsmonument voor de in de oorlog omgekomen inwoners van Rijswijk opgericht. Hierop staat de naam van Willem Cornelis van Aelst vermeld.
Eleazar Blei Weissmann
Geboren op 30 april 1907 te Den Haag, overleden op 20 februari 1945 te Rotterdam; zoon van Murdèhay Birr Blei Weissmann en Lea Galloen. Hij was ongehuwd.
Eleazar Blei Weissmann is in Den Haag geboren, maar droeg bij zijn geboorte de Turkse nationaliteit. In 1923 verwierf het gehele gezin Blei Weissmann de Nederlandse nationaliteit.
Na zijn studie werd hij leraar Staatswetenschappen. Daarnaast was hij sinds 15 maart 1939 werkzaam als ambtenaar bij de Crisis- en Distributiedienst op de Gemeentesecretarie van Den Haag. Op 1 maart 1941 is hij op last van de Duitse bezetter gedwongen ontslagen vanwege zijn Joodse achtergrond. Ook zijn broer mr. Maurits Blei Weissmann is op deze dag ontslagen.
Als onderduiker raakte hij bij het verzet betrokken. Hij was in Delft actief in de verzetsgroep van Jan Bruinsma en medewerker van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) in het district Delft. Blei Weissmann was een van de oprichters van het illegale blad De Gids, dat in Delft in een oplage van duizend exemplaren verscheen.
Tot aan zijn arrestatie werkte hij mee aan dit blad onder de schuilnaam Eduard van Wijk. Ook was hij betrokken bij de verspreiding van het blad Toekomst.
Eleazar Blei Weissmann is op 8 februari 1945 gearresteerd. Hij zat korte tijd vast in het gebouw van de Landwacht (hulppolitie van de Duitse bezetter, die voornamelijk uit NSB'ers bestond) aan het Noordeinde 20 in Delft, daarna is hij overgebracht naar het politiebureau aan het Haagseveer in Rotterdam.
Als represaille voor een aanslag op een SS'er is Eleazar Blei Weissmann - onder zijn schuilnaam Eduard van Wijk - samen met negen andere verzetsmannen op 20 februari 1945 voor het gebouw Nijverheid en Handel op de Coolsingel 75 in Rotterdam gefusilleerd.
Ter nagedachtenis aan de gefusilleerde verzetslieden is bij de ingang van het gebouw aan de Coolsingel een verzetskruis aangebracht. Hierop staat de naam van Eleazar Blei Weissmann vermeld.
De vader en moeder van Eleazar Blei Weissmann kwamen om in Auschwitz. Alleen zijn broer Maurits Blei Weissmann overleefde als onderduiker de oorlog. Hij was van 1965 tot 1974 gemeentesecretaris van Den Haag.
Frans Britzel
Geboren op 13 september 1920 te Borculo, overleden op 7 oktober 1944 te Rijswijk Z-H; zoon van Frans Britzel en Grietje Tjitska Furda, beiden werkzaam als ambtenaar bij de gemeente Den Haag. Frans was ongehuwd.
Frans Britzel was oorspronkelijk werkzaam als tekenaar bij Rijkswaterstaat. Hij heeft in de oorlog ontslag genomen bij deze werkgever om meer illegaal werk te kunnen verrichten.
Al vanaf 1941 was Britzel betrokken bij het verzet. Hij schrijft in 1941 in zijn dagboek: `Ik ben ingedeeld bij een groepje dat overvallen op wapendepots en distributiekantoren moet voorbereiden'. Zijn schuilnamen in het verzet waren Pim van Doorn en Frans v.d. Kade.
Hij had een leidende rol in de LO (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) en in een Knokploeg. In maart 1943 kreeg hij een baan als tijdelijk crisisambtenaar bij de Distributiedienst in de Goudenregenstraat. Hier kon hij aan illegale persoonsbewijzen komen, die hij uitreikte aan onderduikers. Hij werkte nauw samen met ambtenaar en verzetsman G.J. van der Vaart, die verantwoordelijk was voor de uitgifte van de persoonsbewijzen in de secretarieafdeling in de Goudenregenstraat. In zijn dagboek schrijft Britzel in maart 1943: 'Ik werk nu in de Goudenregenstraat bij de distributiedienst en hoop zoveel mogelijk bonkaarten te kunnen "organiseren" zonder dat het al te veel opvalt. Er worden hier ook persoonsbewijzen verstrekt en als het goed is moet ik toch een flink aantal lege pb's (persoonsbewijzen – red.) kunnen bemachtigen...'.
Omdat de Sicherheitspolizei/Sicherheitsdienst (SiPo/SD) naar hem op zoek was, moest Britzel al na een paar maanden de werkzaamheden bij de secretarieafdeling in de Goudenregenstraat neerleggen.
Op vrijdag 29 september 1944 werd een groep verzetsstrijders opgepakt bij een inval aan de Laan van Meerdervoort 415a. In de verzetsgroep was Adriaan Breed binnengedrongen, die alle informatie over de verzetsgroep waartoe Britzel behoorde had doorgespeeld aan de SiPo/SD. Frans Britzel was bij zijn arrestatie bezig met de voorbereiding voor de uitgifte van bonnen en levensmiddelen voor stakende spoorwegbeambten.
Na zijn arrestatie is Britzel overgebracht naar de Scheveningse strafgevangenis. Hij zat hier slechts een korte periode gevangen.
Op 7 oktober 1944 is hij bij 't Haantje in Rijswijk (Z-H) bij de spoorwegovergang achter de gistfabriek gefusilleerd samen met negen andere personen, waaronder gemeenteambtenaar Jacques de Waal (ambtenaar bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon, voorloper van de Dienst SZW). Dit was een vergeldingsactie van de Duitse bezetter voor de sabotage van de spoorbaan bij Rijswijk door het verzet. Op 7 oktober 1944 maakte de SS bekend dat de tien verzetsmensen waren geëxecuteerd, vanwege hun ondersteuning van het stakende spoorwegpersoneel.
Frans Britzel is op 26 januari 1945 begraven op de Begraafplaats Oud-Rijswijk aan de Churchilllaan in Rijswijk. Bij 't Haantje in Rijswijk staat een klein gedenkteken. Ook op de Begraafplaats Oud-Rijswijk is een monument opgericht voor de gefusilleerde verzetslieden. Op beide monumenten staat de naam van Frans Britzel vermeld.
Johanna Bruins
Geboren op 14 januari 1924 te Den Haag, overleden op 3 maart 1945 te Den Haag; dochter van Willem Bruins en Johanna van der Boog. Zij was ongehuwd.
Johanna Bruins kreeg op 17 mei 1944 een tijdelijke aanstelling als administratieve kracht op de Gemeentesecretarie bij de Crisis- en Distributiedienst.
Zij woonde in het Bezuidenhout en is bij het bombardement op deze wijk op 3 maart 1945 omgekomen in de Adelheidstraat.
Petrus Cornelis Cornelissen
Geboren op 18 september 1899 te Rotterdam, overleden op 26 februari 1945 te Den Haag; zoon van Jacobus Johannes Cornelissen en Maria van Meurs.
Hij was achtereenvolgens gehuwd met Rozalia Emelie Paulina de Smit en Albrechta Johanna Maasbach.
Petrus Cornelis Cornelissen was oorspronkelijk handelsreiziger. Op 23 maart 1942 kreeg hij op de Gemeentesecretarie een tijdelijke betrekking als controleur bij de Crisis- en Distributiedienst. Hij bleef in dienst bij de Gemeentesecretarie tot aan zijn dood op 26 februari 1945.
Cornelissen maakte deel uit van het Haagse verzet. Vanuit het distributiekantoor aan de Groot-Hertoginnelaan waar hij werkzaam was, gaf hij hulp aan onderduikers. Hij is op 26 februari 1945 gedood toen enige bommen in de Spuistraat terechtkwamen.
Theodorus (Theo) Antonius Hendricus van Daalhoff
Geboren op 19 februari 1920 te Den Haag, overleden op 18 februari 1945 in Dalum bij Meppen in Duitsland; zoon van Hendricus Jacobus Antonius van Daalhoff en Catharina Maria Bernardina Sonders. Hij was ongehuwd.
Theo van Daalhoff groeide op in Loosduinen, waar zijn vader in de Emmastraat (nu Loosduinse Hoofdstraat) een banketbakkerij had. Hij kwam op 5 mei 1941 als tijdelijk crisisambtenaar in dienst van de gemeente Den Haag. Op 1 juli 1943 kreeg hij de functie `tijdelijk Schrijver 2de klasse' bij de Gemeentesecretarie.
Het is bekend dat Van Daalhoff in de oorlog veel illegaal werk heeft verricht, maar hij is waarschijnlijk niet bij een verzetsorganisatie aangesloten geweest. Hij werkte voornamelijk alleen. Via zijn werk bij de afdeling Bevolking, Verkiezingen en Burgerlijke Stand wist hij aan illegale persoonsbewijzen te komen. Ook probeerde hij op kantoor de gedwongen arbeidsinzet tegen te werken.
Op 11 april 1944 werd hij door twee rechercheurs van de Rotterdamse politie gearresteerd, die hem naar het Hoofdbureau van Politie in Den Haag brachten. Er was namelijk een onderduiker aangehouden, die in het bezit was van een door Van Daalhoff ondertekend persoonsbewijs met illegale gegevens.
Vanuit Den Haag is Van Daalhoff overgebracht naar Rotterdam en na enkele weken doorgezonden naar kamp Amersfoort. In oktober 1944 is hij naar Duitsland getransporteerd, waar hij via het concentratiekamp in Dalum - een kamp behorend tot het concentratiekamp Neuengamme -terecht is gekomen. Hier is Theo van Daalhoff op 18 februari 1945 aan ontberingen overleden. Hij zou de volgende dag 25 jaar zijn geworden.
Sinds 1954 is in Osnabrück (Duitsland) een centrale begraaf- en gedenkplaats voor de Nederlandse oorlogsslachtoffers, die in het westelijk deel van Niedersachsen zijn omgekomen. Het Nederlandse ereveld telt 393 graven. Op een gedenksteen staan de namen van nog eens 140 oorlogsslachtoffers, waaronder die van Theodorus Antonius Hendricus van Daalhoff. Ook op het oorlogsmonument in Loosduinen staat zijn naam vermeld.
Elias Emmering
Geboren op 7 mei 1890 te Amsterdam, overleden op 8 december 1942 te Westerbork; zoon van Salomon Sion Moses Emmering en Betje Mossel. Hij was ongehuwd.
Elias Emmering kwam op 27 juli 1910 in dienst bij de gemeente Den Haag. Hij was in 1941 als hoofdcommies werkzaam bij de Gemeentesecretarie. Op 1 maart 1941 is hij vanwege zijn Joodse achtergrond ontslagen op last van de Duitse bezetter.
Elias Emmering stierf op 8 december 1942 op 52-jarige leeftijd in kamp Westerbork. Hij is op 11 december 1942 op de joodse begraafplaats in Assen begraven.
Derk (Dirk) Gerard Ezerman
Geboren op 5 september 1894 te Rotterdam, overleden op 22 februari 1945 te Den Haag; zoon van Derk Gerard Ezerman en Elisabeth Wilhelmina van Hees. Hij was gehuwd met Hillegonda Meyer.
Derk (Dirk) Gerard Ezerman werkte als Schrijver 1e klasse op de Gemeentesecretarie.
Op het Bezuidenhout hebben in de periode van 22 februari tot 3 maart 1945 veel geallieerde bombardementen plaatsgevonden in een poging de opslag- en lanceerplaats van V2-raketten in het Haagse Bos te vernietigen. Tijdens het bombardement van het Bezuidenhout op 22 februari 1945 is Derk Gerard Ezerman omgekomen.
Jaantje Gobits-Wilkens
Geboren op 1 januari 1906 te Den Haag, overleden op 7 december 1942 in Auschwitz (Polen); dochter van Levi Wilkens en Elizabeth Viskoper. Zij was gehuwd met Isidore Philip Gobits (geboren op 27 wei 1909 te Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 te Auschwitz).
Jaantje Gobits-Wilkens kwam op 2 juli 1928 in dienst van de gemeente Den Haag als ambtenaar bij de afdeling Algemene Zaken en Archief van de Gemeentesecretarie. Op 1 maart 1941 is zij op last van de Duitse bezetter ontslagen vanwege haar Joodse achtergrond.
Zij wilde niet onderduiken, omdat zij haar ouders niet alleen wilde laten. Jaantje Gobits-Wilkens is op 7 december 1942 omgekomen in het concentratiekamp Auschwitz. Ook haar man en haar vader en moeder zijn in Auschwitz omgebracht.
Gerardus Wilhelmus Harsveld
Geboren op 18 juli 1886 te Den Haag, overleden op 15 februari 1945 te Den Haag; zoon van Johannes Harsveld en Margaretha Christina Pickard. Hij was ongehuwd.
Gerardus Wilhelmus Harsveld werkte als adjunct-commies op de Gemeentesecretarie bij de afdeling Bevolking, Verkiezingen en Burgerlijke Stand. Hij is in de Hongerwinter ten gevolge van zware ondervoeding overleden.
Gesina (Ina) Huisman-Moses
Geboren op 15 januari 1916 te Den Haag, overleden op 16 juli 1943 te Sobibor
(Polen); dochter van Mozes Moses en Susanna Henriëtte Aussen. Zij is op
16 april 1943 gehuwd met Ephraim Huisman (Ereboren 6 juni 1912, overleden op 16 juli 1943 te Sobibor).
Ina Huisman-Moses kwam op 3 augustus 1936 in dienst van de gemeente Den Haag.
Zij was typiste en steno-typiste bij de afdeling Algemene Zaken en Archief van de Gemeentesecretarie. Als steno-typiste werkte zij voor verschillende afdelingen van de Gemeentesecretarie. Op 1 maart 1941 is zij vanwege haar Joodse achtergrond ontslagen op last van de Duitse bezetter. Na haar ontslag is zij korte tijd werkzaam geweest als secretaresse bij de Joodse Raad in Den Haag. Op 16 april 1943, enkele weken voor de deportatie, is Ina Moses gehuwd met Ephraim Huisman. Zij zijn beiden op dezelfde dag - 16 juli 1943 - vergast in het concentratiekamp Sobibor in Polen. Haar vader en moeder waren twee maanden eerder in dit concentratiekamp omgebracht.
Hendrik Gerrit Helmus Hulzebosch
Geboren op 27 juli 1885 te Kampen, overleden op 14 juli 1944; zoon van Jan Hulzebosch en Martha Overweg. Hij was gehuwd met Johanna Maria Gerritje Stroeve.
Hendrik Hulzebosch startte zijn loopbaan bij Gemeentesecretarie als ambtenaar-telefonist bij de afdeling Onderwijs.
In 1944 was hij Schrijver 1e klasse bij het gemeentelijk leermiddelenmagazijn aan de Kerkstraat 13. Hij had een zwakke gezondheid en is ten gevolge van ondervoeding op 14 juli 1944 overleden.
Gerrit van Iterson
Geboren 18 januari 1888 te Rijnsburg, overleden op 14 april 1945 te Bernstein (Duitsland); zoon van Pieter van Iterson en Catharina van der Meij. Hij is op 14 augustus 1913 gehuwd met Cornelia van Duyvenbode.
Gerrit van Iterson vestigde zich na zijn huwelijk in 1913 in Den Haag.
Op 1 november 1913 kwam hij in dienst bij de gemeentepolitie van Den Haag. Van Iterson werd in 1943 55 jaar en bereikte als politieman de pensioengerechtigde leeftijd. Op 8 maart 1943, een week na zijn eervol ontslag bij de gemeentepolitie, kwam hij als rechercheur / opsporingsambtenaar bij de Crisis- en Distributiedienst van de Gemeentesecretarie terecht.
Hij was kort na de bezetting van Nederland in het verzet terechtgekomen en betrokken bij de verzetsgroep rond het illegale blad Vrij Nederland. Van Iterson was actief bij de hulp aan Joden en onderduikers. In 1944 nam hij deel aan de overval op het distributiekantoor aan de Goudenregenstraat. Vermoedelijk is hij daarom op 22 juli 1944 op het kantoor van de Crisis-en Distributiedienst gearresteerd. Na zijn arrestatie kwam hij via de Scheveningse strafgevangenis terecht in Vught. Vanuit dit kamp is hij op transport gesteld naar Duitsland.
Hij zat vast in de concentratiekampen Sachsenhausen en Buchenwald. Bij de nadering van de geallieerde troepen werden de gevangen uit Buchenwald op 13 april 1945 op transport gesteld naar Flossenburg. Tijdens het transport uit het kamp is Van Iterson op 14 april 1945 door de Duitsers doodgeschoten, omdat hij niet meer verder kon.
Albert (Bert) Gustav Jenny
Geboren 6 januari 1918 te Bandjermasin (Nederlands-Indië), overleden op 8 maart 1945 te Leusden; zoon van John Gustav Jenny en Joseva Elisa de Kater. Hij was ongehuwd.
Bert Jenny was van 30 maart 1942 tot 8 maart 1945 werkzaam bij de Crisis-en Distributiedienst van de Gemeentesecretarie als tijdelijk crisisambtenaar. Jenny was actief in het Haagse verzet. Hij was betrokken bij de hulp aan onderduikers en lid van de Knokploeg (KP) van Willem van Hanegraaf.
Na de arrestatie in oktober 1944 van Willem van Hanegraaf werd Hans van Kesteren zijn opvolger als leider van de KP-Hanegraaf. Ook Van Kesteren viel in de handen van de Duitse bezetter. Met het plan Van Kesteren te bevrijden brachten Jenny en een ander lid van de KP in december 1944 een wapen naar een contactpersoon. Een ingewijd politieman had het plan echter verraden aan de Duitsers. Dit leidde tot de arrestatie van Jenny. Na verhoor is hij vastgezet in de strafgevangenis in Scheveningen en daarna overgebracht naar het kamp Amersfoort.
In de nacht van 6 op 7 maart 1945 vond een - mislukte - aanslag plaats op Hanns Albin Rauter, hoofd van de Duitse politie en de SS in Nederland. De Duitse bezetter nam enorme represaillemaatregelen en liet de volgende dag 117 mannen executeren. Uit het concentratiekamp Amersfoort werden op het executieveld in Leusden 49 ter dood veroordeelden geëxecuteerd. Bert Jenny was een van hen.
Bert Jenny ligt begraven op de gemeentelijke begraafplaats Rusthof te Amersfoort.
Lodewijk Marinus Knaud
Geboren op 1 december 1917 te Soerabaja (Nederlands-Indië), overleden op 29 juli 1944 in Kamp Vught; zoon van Eugene Knaud en Geertruida Albertina van Mourik. Hij was ongehuwd.
Lodewijk Marinus Knaud kwam in 1934 uit Nederlands-Indië naar Nederland. Hij vestigde zich op 21 maart 1934 in Den Haag. Op 5 januari 1942 begon hij zijn werkzaamheden bij de Gemeentesecretarie als tijdelijk crisisambtenaar bij de Crisis- en Distributiedienst.
In de oorlog was Knaud bij het verzet betrokken geraakt. Wat hij precies voor het verzet heeft gedaan is onbekend.
Op 14 mei 1944 bleef hij zonder bericht van verhindering weg van zijn werk. Op 26 juni 1944 is hij in Den Haag gearresteerd en direct na arrestatie doorgezonden naar kamp Vught. Hier is hij op 29 juli 1944 geëxecuteerd, tezamen met een groep mannen die betrokken waren bij een door de Duitsers in Noord-Brabant gefingeerde wapendropping.
Op de fusilladeplaats bij kamp Vught onthulde prinses Juliana op 20 december 1947 een gedenkteken met de namen van de 329 mannen die hier zijn doodgeschoten. Ook de naam van Lodewijk Marinus Knaud staat op dit gedenkteken.
Antonie Johannes Kraa
Geboren op 2 februari 1888 te Den Haag, overleden op 1 maart 1945 te Den Haag; zoon van Jan Kraa en Maria Louisa de Kleijn. Hij was gehuwd met Alice Emma Lippe.
Antonie Johannes Kraa kwam op 1 maart 1912 als controleur van het bevolkingsregister in dienst van de gemeente Den Haag. Bij zijn overlijden was hij Schrijver 1e klasse op de Gemeentesecretarie. Hij is ten gevolge van ondervoeding op 1 maart 1945 overleden.
Margaretha Middelraad
Geboren op 10 november 1925 te Den Haag, overleden op 22 februari 1945 te Den Haag; dochter van Johannes Willem Middelraad en Cornelia Verel. Zij was ongehuwd.
Margaretha Middelraad kwam - na een korte periode als kantoorbediende werkzaam te zijn geweest op een aannemerskantoor - op 19 januari 1944 als negentienjarig meisje in dienst bij de Gemeentesecretarie en verrichtte daar werkzaamheden op de typekamer van de afdeling Algemene Zaken en Archief.
Zij woonde in het Bezuidenhout in de Stuyvesantstraat 169. In de periode van 22 februari tot 3 maart 1945 hebben veel geallieerde bombardementen op deze wijk plaatsgevonden met als doel de opslag- en lanceerplaats van V2-raketten in het Haagse Bos te vernietigen.
Op 22 februari 1945 zijn Margaretha Middelraad en haar drie jaar oudere broer Johannes omgekomen, toen een bom haar ouderlijk huis trof. Zij stond op het moment van het bombardement met haar broer in de erker van de woning.
George Amandus Diderik van Paassen
Geboren 7 januari 1920 te Den Haag, overleden op 18 april 1945 in Nordhausen (Duitsland); zoon van George Diderik Amandus van Paassen en Therese Rödl. Hij was ongehuwd.
George Amandus Diderik van Paassen was in de zomer van 1941 korte tijd in dienst van de Gemeentesecretarie bij de Crisis- en Distributiedienst. Op 3 februari 1942 keerde hij terug bij deze afdeling als tijdelijk crisisambtenaar en bleef hier tot zijn arrestatie op 6 juni 1944.
Van Paassen had een opleiding tot radio-telegrafist gedaan en behoorde tot de verzetsgroep van Cornelis Beukering. In deze verzetsgroep zaten veel KLM-medewerkers, die zich vooral bezighielden met het seinen van berichten naar Engeland.
Van Paassen is op 6 juni 1944 in Amsterdam gearresteerd, toen hij samen met een Engelse persoon informatie naar Engeland probeerde te seinen.
Hij zat na zijn arrestatie gevangen in Amsterdam en in het Groot-Seminarie in het Noord-Brabantse Haaren. Van hieruit is hij naar Duitsland getransporteerd, waar hij vast zat in het concentratiekamp Sachsenhausen. Hierna kwam hij terecht in het concentratiekamp Grosz Rosen (Polen) en uiteindelijk in het concentratiekamp Nordhausen Mittelbau-Dora. Dit kamp was in augustus 1943 in gebruik genomen in de buurt van de stad Nordhausen, ten zuiden van het Harz-gebergte. Het was een buitenkamp bij het concentratiekamp Buchenwald. Het belangrijkste doel van het kamp was gevangenen te gebruiken in de wapenindustrie, voornamelijk bij de productie van V1's en V2's. Van Paassen is in het concentratiekamp Nordhausen op 18 april 1945 overleden.
George Amandus Diderik van Paassen ligt begraven op het Ehrenfriedhof te Nordhausen. Op deze begraafplaats liggen meer dan 2000 slachtoffers die in het concentratiekamp Mittelbau-Dora zijn omgekomen.
Antonius (Ton) Maria Gerardus Johannes Poot
Geboren op 23 september 1906 te Amsterdam, overleden op 17 mei 1944 te Den Haag; zoon van Johannes Paulus Poot en Maria Elisabeth Brinkman. Hij was op 10 september 1941 gehuwd met Eline Jetty Bueno Bibaz.
Ton Poot was voor de oorlog directeur van een reisbureau. Hij kwam op 25 september 1939 in dienst bij de gemeente Den Haag. Tot zijn dood op 17 mei 1944 was hij werkzaam als tijdelijk crisisambtenaar op de Gemeentesecretarie bij de Crisis- en Distributiedienst.
Poot was lid van het verzet en behoorde in 1944 tot de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) in Zuid-Holland. Op 17 mei 1944 omstreeks tien uur 's avonds deed de Duitse politie huiszoekingen aan de Laan van Meerdervoort op het gedeelte waar Poot woonde. Poot dacht dat de Duitsers naar hem op zoek waren in verband met zijn vele illegale werkzaamheden. Hij vluchtte via het dak van zijn huis aan de Laan van Meerdervoort 176 over de balkons naar de straat. Vervolgens sprong hij op een passerende tram. Een van de aanwezige Duitsers schoot op hem. Poot raakte door de schoten dodelijk gewond en overleed ter plekke. Ter hoogte van de Waldeck Pyrmontkade haalden gealarmeerde medewerkers van de Haagse ambulancedienst de dodelijk getroffen Poot uit de wagen van de Duitse politie en brachten hem over naar het Zuidwalziekenhuis. Poot liet bij zijn overlijden een jong dochtertje na. Zij was net één jaar geworden. Ton Poot ligt begraven op de Begraafplaats Nieuw Eykenduynen te Den Haag.
Leendert Pieter van Pijlen
Geboren op 4 juli 1886 te Den Haag, overleden op 3 maart 1945 te Den Haag; zoon van Pieter van Pijlen en Diederika Margaretha Mathilda Lenz. Hij was gehuwd met Jacoba Elizabeth van Delden.
Leendert Pieter van Pijlen was voor de oorlog werkzaam bij de Staatsdrukkerij. Op 25 september 1944 kwam hij als tijdelijk crisisambtenaar in dienst bij de Crisis- en Distributiedienst op het bijkantoor Benoordenhout en bleef hier tot aan zijn dood op 3 maart 1945.
Hij is omgekomen tijdens het bombardement van zaterdag 3 maart 1945. Van Pijlen deed boodschappen, toen ook boven het Benoordenhout geallieerde vliegtuigen verschenen. In een portiek in de Van Hoytemastraat probeerde hij dekking te zoeken, maar dit bleek geen goede schuilgelegenheid. Van Pijlen is door rondvliegende bomscherven gedood.
Hendrik Robin
Geboren op 9 september 1888 te Haarlem, overleden op 3 maart 1945 te Den Haag; zoon van Abraham Johannes Robin en Catharina Maria de Laat. Hij was gehuwd met Catharina Maria Elisabeth Johanna van de Graaf.
Hendrik Robin kwam op 1 januari 1907 in dienst van de gemeente Den Haag. Vanaf 1 januari 1943 was hij werkzaam als chef van de afdeling Algemene Zaken en Archief van de Gemeentesecretarie. Hij ondersteunde verzetsactiviteiten van zijn medewerkers.
Robin woonde in 1945 in de Amalia van Solmsstraat 159. Samen met zijn echtgenote is hij omgekomen bij het bombardement op 3 maart 1945 op het Bezuidenhout.
Willy Verlaan
Geboren op 25 mei 1912 te Amsterdam, overleden op 3 maart 1945 te Den Haag; zoon van Franciscus Johannes Verlaan en Johanna Martha van de Woestijne. Hij was op 8 september 1943 gehuwd met Beatrice Krul.
Willy Verlaan was van 25 april 1942 tot 3 maart 1945 werkzaam bij de Gemeentesecretarie als tijdelijk crisisambtenaar bij de Crisis- en Distributiedienst op het bijkantoor Benoordenhout.
Hij woonde in de Schenkstraat 249. Samen met zijn echtgenote is hij op 3 maart omgekomen bij het bombardement op het Bezuidenhout.
Johannes Henricus van Waalwijk
Geboren op 11 september 1890 te Den Haag, overleden op 9juni 1945 te Den Haag; zoon van Karel Christiaan van Waalwijk en Geertruida Margaretha Johanna van den Bergh. Hij was gehuwd met Margaretha Johanna van der Vet.
Johannes Henricus van Waalwijk kwam op 26 mei 1909 in dienst van de gemeente Den Haag. In 1945 was hij werkzaam als hoofdcommies bij de afdeling onderwijs op de Gemeentesecretarie.
Van Waalwijk is een slachtoffer van de Hongerwinter. Hij is op 9 juni 1945 na een lang ziekbed overleden aan een nieraandoening ten gevolge van hongeroedeem. In de Hongerwinter kon hij alleen thuis worden verpleegd. Na de beëindiging van de oorlog is hij overgebracht naar het Zuidwalziekenhuis, waar hij na een kort verblijf is overleden.
Paul (Paul) Roger Weber
Geboren op 7 mei 1916 te Parijs (Frankrijk), overleden op 26 november 1944 in Neuengamme (Duitsland); zoon van Paulus Johannes Josephus Weber en Johanna Dorothea van Zonneveld. Hij was ongehuwd.
Paul Weber haalde naast zijn diploma HBS-A, het diploma Boekhouden en de diploma's Nederlandse, Franse, Duitse en Engelse handelscorrespondentie. Hij kwam op 1 oktober 1937 in dienst van de gemeente Den Haag en werkte hier als administratief ambtenaar op de Gemeentesecretarie bij de afdeling Bevolking, Verkiezingen en Burgerlijke Stand tot aan zijn arrestatie in 1944.
Weber was al vroeg in de oorlog betrokken bij het verzet. Vanuit zijn functie bij de afdeling Bevolking, Verkiezingen en Burgerlijke Stand kon hij ondergedoken Joden en andere onderduikers helpen. Hij lichtte tal van kaarten uit het bevolkingsregister van Hagenaars met een Joodse achtergrond en liet die verdwijnen. Ook verstrekte hij op grote schaal illegale persoonsbewijzen en distributiebewijzen aan onderduikers. Verschillende illegale werkers dankten hun aanstelling als tijdelijke ambtenaren bij de distributiedienst aan Weber. Een van die tijdelijk aangestelde ambtenaren was Willem Drees jr., de jongste zoon van oud-premier Willem Drees.
In 1943 voerden de Duitsers de Tweede Distributiekaart in om de vele valse distributiekaarten die in omloop waren onbruikbaar te maken. Deze nieuwe kaart was alleen verkrijgbaar samen met een persoonsbewijs. Op deze manier hoopte de bezetter opruiming te houden onder de distributiebescheiden van onderduikers. In de sabotage bij de invoering van de Tweede Distributiekaart in Den Haag speelde Paul Weber een belangrijke rol. Hoewel Weber niet was aangesloten bij een verzetsorganisatie en vooral alleen opereerde, verrichtte hij ook regelmatig illegale activiteiten met andere verzetslieden. Hij werkte onder meer samen met familieleden van Drees.
Veiligheidshalve verbleef Weber meestal buitenshuis. Na de oorlog schreef zijn zwager dat Paul regelmatig ziek was van alle spanningen, maar desondanks zijn illegale werk bleef voortzetten. In 1944 kwam een einde aan zijn verzetsactiviteiten. Toen een joodse vrouw in Amsterdam met twee illegale persoonsbewijzen werd gearresteerd, noemde zij tijdens het verhoor de naam van Paul Weber. Weber is vervolgens op 20 april 1944 gevangen genomen, toen hij toevallig thuis was op zijn woonadres Conradkade 49. Na zijn arrestatie is hij vastgezet in de Scheveningse gevangenis. Op 6 juni 1944 is hij overgebracht naar het kamp Vught, waar hij tot Dolle Dinsdag (5 september 1944) gevangen zat. Op 6 september 1944 ontruimden de Duitsers kamp Vught. Paul Weber werd - tezamen met 2700 andere gevangenen - naar Duitsland getransporteerd. Weber kwam in het concentratiekamp Sachsenhausen terecht, waar hij in het buitencommando ‘Heinkel' (vliegtuigbouw) werd tewerkgesteld. Korte tijd later moest hij naar het concentratiekamp Neuengamme. Hier is hij op 26 november 1944 van uitputting bezweken. Hij is 28 jaar oud geworden.
Paul Weber ontving postuum het verzetsherdenkingskruis.
Marius Woltjer
Geboren op 8 november 1916 te Amsterdam, overleden op 28 februari 1945 te Neuengannne (Duitsland); zoon van Robert Herman Woltjer en Maria Paerels. Hij was ongehuwd.
Marius Woltjer groeide op in Amsterdam. Zijn vader was hoogleraar aan de Vrije Universiteit en lid van de Eerste Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij. In de Tweede Wereldoorlog werden Marius Woltjer en zijn broer Pim actief in het verzet. Zij hielpen vele joodse onderduikers aan bonkaarten. In maart 1942 verhuisden zij van Amsterdam naar Den Haag. Marius Woltjer kreeg op 30 maart 1942 een betrekking bij de Gemeentesecretarie, waar hij tot zijn arrestatie op 16 juni 1943 werkte als tijdelijk crisisambtenaar bij de Crisis- en Distributiedienst.
In het Haagse verzet werkte Marius Woltjer onder meer samen met familieleden van oud-premier Willem Drees. Vanwege zijn illegale werk is Woltjer in 1943 gearresteerd en overgebracht naar Huize Windekind aan de Nieuwe Parklaan 76 voor verhoor. Hij wist te ontsnappen en wijdde zich opnieuw aan illegaal werk. Een tweede arrestatie volgde in
Amsterdam. Marius Woltjer is daarna op transport gesteld naar Duitsland en terechtgekomen in het concentratiekamp Neuengamme in Noord-Duitsland. Hier is hij op 28 februari 1945 overleden. Zijn broer Pim overleefde de oorlog.
Slachtoffers Dienst der Gemeentewerken
(Voorloper Dienst Stadsbeheer)
Franciscus Abbenhuis
Geboren op 14 februari 1890 te Den Haag, overleden 22 maart 1945 te Den Haag; zoon van Wilhelmus Abbenhuis en Wilhelmina Margaretha Lamet. Hij was achtereenvolgens gehuwd met Catharina Enneke Groot (overleden op 12 juli 1941) en Hendrika Post.
Franciscus Abbenhuis begon zijn ambtelijke loopbaan aan het begin van de twintigste eeuw bij de Dienst Gemeentewerken als lantaarnopsteker. Bij zijn overlijden in 1945 had hij een aanstelling als gemeentewerkman/opperman.
Abbenhuis woonde in Scheveningen. Op 22 maart 1945 vielen bommen op het Harstenhoekplein, het Gevers Deynootplein en de Gevers Deynootstraat. Franciscus Abbenhuis is bij dit bombardement omgekomen.
Levie Barbier
Geboren op 15 oktober 1921 te Den Haag, overleden op 8 september 1943 te Berlijn (strafgevangenis Plötzensee); zoon van Cornelis Wilhelmus Theodorus Barbier en Elisabeth van Hoorn; zijn ouders zijn in 1932 gescheiden en hertrouwden beiden in datzelfde jaar. Levie Barbier bleef bij zijn moeder wonen. Hij was ongehuwd.
Levie Barbier groeide op in de binnenstad van Den Haag. Vanaf 1939 woonde hij in de Rembrandtstraat in de Schilderswijk. Hij had een bakkersopleiding gedaan, maar kon als bakker geen werk vinden.
In de oorlog kreeg hij een baan als expeditieknecht bij de Dienst Gemeentewerken. Barbier had een Joodse achtergrond, maar dit was waarschijnlijk niet bekend bij de gemeente Den Haag. In maart 1941 kregen namelijk alle Joodse ambtenaren ontslag. Levie Barbier bleef echter gewoon doorwerken, totdat in mei 1942 de Duitse bezetter honderd werklieden van Gemeentewerken voor de Duitse arbeidsinzet vorderde.
Barbier was een van de medewerkers van de dienst die gedwongen was naar Duitsland te gaan. Hij vertrok op 4 juni 1942 naar Friedrichshafen aan de Bodensee in Zuid-Duitsland. In deze stad en de omgeving waren verschillende bedrijven gevestigd die betrokken waren bij de Duitse oorlogsindustrie. In Friedrichshafen werkten meer dan 10.000 buitenlandse dwangarbeiders.
Levie Barbier kwam terecht bij de firma Zahnradfabrik AG, waar onderdelen voor zware voertuigen werden vervaardigd. Behalve Barbier werkten in deze fabriek nog ongeveer honderd andere Nederlandse dwangarbeiders.
Eind februari 1943 is Barbier gearresteerd, nadat hij in de fabriek opschriften met protesten tegen het Nazi-regime had aangebracht. Uit de aanklacht bij het Volksgerichtshof in Berlijn blijkt dat Barbier met grote letters de volgende zinnen op de muren had geschreven: 'weg met Hitler' en daaronder een galg met een daaraan bungelend hakenkruis, ‘Lang leve Holland', ‘Oranje Boven' met daarnaast een karikatuur van Adolf Hitler, ‘Zoolang het water in de zee vliet, zoolang vergaat ons Holland niet', ‘Iedere Hollander blijft zijn landje trouw', ‘Ik hou van Holland' en tenslotte: ‘Duitsland zal nooit ons Vaderland worden'.
De rechters van het Volksgerichtshof waren van oordeel dat Barbier hiermee hoogverraad tegen de nationaalsocialistische regering had gepleegd en veroordeelden hem ter dood.
In afwachting van de voltrekking van zijn vonnis kwam Levie Barbier in de strafgevangenis van Plötzensee in Berlijn terecht. Bij een bombardement in de nacht van 3 op 4 september 1943 raakte een deel van deze strafgevangenis zwaar beschadigd. Hierop verordonneerde het Duitse ministerie van justitie de onmiddellijke uitvoering van de vonnissen van alle daar aanwezige ter dood veroordeelden om plaats in te ruimen voor nieuwe gevangenen. Dit had tot gevolg dat in de nachtelijke uren in de periode van 7 tot 12 september 1943 in de Berlijnse strafgevangenis Plötzensee meer dan 250 slachtoffers van het Naziregime zijn opgehangen. Alleen al in de nacht van 7 op 8 september stierven op deze wijze 186 mensen. Levie Barbier was een van hen. Deze nachten staan bekend als de ‘Blutnächte von Plötzensee' (bloednachten van Plötzensee).
Theodorus Henri Keijzer
Geboren op 8 maart 1917 te Den Haag, overleden op 10 mei 1940 te Loosduinen (gemeente Den Haag); zoon van Theodorus Henri Keijzer en Maria Helena Heskes. Hij was ongehuwd.
Theodorus Henri Keijzer was als badknecht in dienst van Gemeentewerken.
Tijdens de mobilisatie kreeg hij een oproep als Sergeant bij de 1e Mitrailleur Compagnie bij de Nederlandse landmacht.
Hij is omgekomen op 10 mei 1940 tijdens een gevecht met Duitse parachutisten, die op het vliegveld Ockenburg waren geland op de plaats waar nu het Wijndaelerplantsoen ligt. Bij het terughalen van een mitrailleur die door zwaar vuur van Duitse troepen was kwijtgeraakt, sneuvelde Keijzer door een schot van een Duitse sluipschutter.
Op 13 mei 1940 is hij begraven in Loosduinen in een verzamelgraf aan het Zwartewegje en is op 17 mei 1940 herbegraven op de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag. Op het gedenkteken voor de gesneuvelde militairen in mei 1940 op de Algemene Begraafplaats staat de naam van Theodorus Henri Keijzer vermeld.
Cornelis Pieter Kreukniet
Geboren op 17 juni 1894 te Stokkum (gemeente Bergh /nu gemeente Montferland), overleden op 28 oktober 1944 te Den Haag (strafgevangenis Scheveningen); zoon van Cornelis Pieter Kreukniet en Dionisia Cornelia Gent.
Hij was gehuwd met Hendrika Cornelia Leonarda Nijs.
Cornelis Pieter Kreukniet kwam op 1 mei 1916 in dienst bij Gemeentewerken. Sinds 1941 was hij daar werkzaam als adjunct-kassier in de rang van gemeenteambtenaar C.
In de oorlog was hij betrokken bij het ondergrondse krantje Ons Ochtendblad. Dit illegale nieuwsbulletin was in het kantoorgebouw van de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting (S.&V.) ontstaan.
Personeelsleden van S.&V. schreven het blad vol en waren de belangrijkste verspreiders van het blad. Medewerkers van de Dienst Gemeentewerken zorgden dat het blad in een oplage van 3500 exemplaren werd gestencild.
Al in juni 1944 waren wegens de verspreiding van Ons Ochtendblad verschillende medewerkers aan dit illegale blad gearresteerd. De krant bleef evenwel verschijnen. In oktober 1944 was het papier voor de krant bij vergissing op een verkeerd adres bezorgd, waardoor de Duitsers erin slaagden de herkomst ervan te achterhalen. Op 8 oktober 1944 deed de Duitse politie een inval in het pand Bierkade 4 van de Dienst Gemeentewerken om verantwoordelijken te arresteren.
Ze troffen Cornelis Pieter Kreukniet aan met een stapel van de illegale bladen en arresteerden hem. Op 28 oktober 1944 is hij in de Scheveningse gevangenis aan longontsteking overleden.
Na de arrestatie van Kreukniet zou Ons Ochtenblad een week lang niet verschijnen. Op 17 oktober 1944 rolde de nieuwe krant uit de stencilmachines. In de krant stond met twee uitroeptekens een waarschuwing met het verzoek over alles te zwijgen wat men wist over de ‘ondergrondsche beweging'. Tot aan de bevrijding zou Ons Ochtenblad blijven verschijnen.
Originele exemplaren van Ons Ochtendblad zijn in de bibliotheek van het Haags Gemeentearchief bewaard gebleven.
Hendrik Maree
Geboren op 4 december 1904 te Den Haag, overleden op 31 mei 1945 in het concentratiekamp Bergen-Belsen (Duitsland); zoon van Jacobus Maree en Wilhelmina Hendrika Helena Stakenburg. Hij was gehuwd met Geertruida Adriana Maria Haslinghuis.
Hendrik Maree was al in 1924 werkzaam bij de vuilnisdienst van de gemeente Den Haag. Hij kwam op 16 augustus 1940 in vaste dienst bij Gemeentewerken als grondwerker.
In de oorlogsjaren was Maree actief in het verzet. In de nacht van 20 op 21 december 1943 is hij door de Duitse politie gearresteerd in zijn woonhuis aan de Schalkburgerstraat 358.
Het was lange tijd onbekend wat er met Hendrik Maree in de oorlog was gebeurd. Nog in 1950 stond zijn naam vermeld in de Nederlandse Staatscourant in een lijst van vermiste Hagenaars, die als overleden werden beschouwd. We weten nu dat hij na zijn arrestatie via het concentratiekamp Sachsenhausen in het concentratiekamp Bergen-Belsen terechtkwam. Hier is hij na de bevrijding van het kamp op 31 mei 1945 overleden.
Dirk Johannes Benjamin van Polen
Geboren op 9 mei 1921 te Den Haag, overleden op 11 mei 1944 te Saarbrücken (Duitsland); zoon van Geurt van Polen en Jannetje Cornelia van der Put. Hij was ongehuwd.
Dirk Johannes Benjamin van Polen werkte net als zijn vader als stratenmaker bij de Dienst Gemeentewerken, later werkte hij bij de timmerafdeling.
In mei 1942 vorderde de Duitse bezetter honderd werklieden van Gemeentewerken voor de Duitse arbeidsinzet. Van Polen was een van de medewerkers van de dienst die gedwongen was naar Duitsland te gaan. Hij vertrok op 18 juli 1942, maar keerde reeds op 14 september uit Duitsland terug.
Vermoedelijk is hij in 1944 opnieuw weggezonden voor de arbeidsinzet bij Saarbrücken. Op 11 mei 1944 vond een zwaar geallieerd bombardement boven deze stad plaats, waarbij 202 mensen om het leven kwamen. Ook Van Polen is bij dit bombardement omgekomen. Hij is begraven op het Fliegeropfer-Feld op de hoofdbegraafplaats (Hauptfriedhof) te Saarbrücken.
Hoewel Van Polen in Duitsland begraven ligt, staat zijn naam ook op de Burgergedenkplaat op het Nederlands Ereveld in Orry-la-Ville (Frankrijk).
Krijn Pronk
Geboren op 25 februari 1922 te Den Haag, overleden op 28 april 1944 te Friedrichshafen (Duitsland); zoon van Wouter Pronk en Krijntje Mos. Hij was ongehuwd.
Krijn Pronk werkte als arbeider bij de Dienst Gemeentewerken. In mei 1942 vorderde de Duitse bezetter honderd werklieden van Gemeentewerken voor de Duitse arbeidsinzet. Krijn Pronk was een van de medewerkers van de dienst die gedwongen was naar Duitsland te gaan. Pronk vertrok op 3 juni 1942 naar Friedrichshafen aan de Bodensee in Zuid-Duitsland. In deze stad werkten meer dan 10.000 buitenlandse arbeiders, die via de arbeidsinzet gedwongen waren in Duitsland te werken. In de stad en de omgeving waren verschillende bedrijven die werkten voor de Duitse oorlogsindustrie: Luftschiffbau Zeppelin GmbH (radarbouw, peilinstrumenten, parachutes, bouw van onderdelen voor vliegtuigen en raketten), Maybach-Motorenbau GmbH (vervaardiging van motoren voor militaire voertuigen), Zahnradfabrik AG (onderdelen voor zware voertuigen) en Dornier-Werke GmbH (vliegtuigbouw).
Tussen juni 1943 en februari 1945 hebben geallieerde vliegtuigen de stad Friedrichshafen elf maal gebombardeerd. De zwaarste aanval was op 28 april 1944. Tweederde van de stad is bij dit bombardement verwoest. Krijn Pronk is bij dit bombardement omgekomen. Hij was 22 jaar oud.
Krijn Pronk ligt begraven op het Nederlandse ereveld in het Waldfriedhof te Frankfurt-Oberrad am Main. De inwijding van deze begraafplaats vond plaats op 10 juli 1956. Het is de centrale begraaf- en gedenkplaats voor Nederlandse slachtoffers van concentratiekampen, gevangenissen en dwangarbeidskampen die omkwamen in Zuid-Duitsland. Het ereveld telt 756 graven.
Pieter Sieuwerts
Geboren op 11 augustus 1909 te Den Haag, overleden op 22 februari 1945 te Den Haag; zoon van Dirk Sieuwerts en Johanna Cornelia Maria Bernard. Hij was gehuwd met Arendje Clasina Wilhelmina Mulders.
Pieter Sieuwerts werkte als stratenmaker bij Gemeentewerken. In mei 1942 vorderde de Duitse bezetter honderd werklieden van de Dienst Gemeentewerken voor de Duitse arbeidsinzet. Pieter Sieuwerts was een van de medewerkers van de dienst die gedwongen was naar Duitsland te gaan. Hij vertrok op 5 augustus 1942 naar Friedrichshafen aan de Bodensee in Zuid-Duitsland. In deze stad werkten meer dan 10.000 buitenlandse arbeiders, die via de arbeidsinzet gedwongen waren in Duitsland te werken. In de stad en de omgeving waren verschillende bedrijven die werkten voor de Duitse oorlogsindustrie. Op 22 februari 1943 keerde Sieuwerts ziek terug uit Duitsland.
In de periode van 22 februari tot 3 maart 1945 hebben veel geallieerde bombardementen op het Bezuidenhout plaatsgevonden met als doel de opslag- en lanceerplaats van de V2-raketten in het Haagse Bos te vernietigen. Bij het bombardement op 22 februari 1945 op het Bezuidenhout zijn Sieuwerts en zijn tienjarige zoon Dirk om het leven gekomen. Hij liet vier jonge kinderen na.
Wilhelmus (Wim) Hendricus Streur
Geboren op 19 februari 1922 te Den Haag, overleden op 24 september 1943 te Berlijn (Duitsland); zoon van Wilhelmus Hendricus Streur en Joanna Stockmans. Hij was ongehuwd.
Wim Streur was als huisschilder werkzaam bij de Dienst Gemeentewerken. In mei 1942 vorderde de Duitse bezetter honderd werklieden van Gemeentewerken voor de Duitse arbeidsinzet. Streur was één van de medewerkers van de dienst die gedwongen was naar Duitsland te gaan. Hij vertrok op 20 juni 1942. Op 24 september 1943 raakte hij in Berlijn ernstig gewond bij een spoorwegbedrijfsongeval en stierf later in het Robert Koch Krankenhaus (na de oorlog genaamd Städtische Krankenhaus Moabit) in Berlijn. Streur is in Berlijn gecremeerd.
De naam van Wim Streur staat vermeld op het stenen drieluik op het ereveld in Lübeck te Lübeck-Vorwerk. Hierop staan de namen van 242 oorlogsslachtoffers van wie de stoffelijke resten niet naar het ereveld konden worden overgebracht.
Philippus van Tour
Geboren op 1 maart 1896 te Den Haag, overleden op 22 april 1945 in de omgeving van Neuruppin (bij het concentratiekamp Sachsenhausen-Oranienburg in Duitsland); zoon van Jacobus Philippus van Tour en Alberdina van Aalst. Hij was gehuwd met Maria Geertruida Grinwis.
Philippus van Tour trad in 1915 in dienst bij Gemeentewerken. Bij zijn arrestatie was hij opzichter-tekenaar op de gemeentewerf.
In de oorlog was hij lid van het verzet. Hij hielp ondergedoken Joden en andere onderduikers. Ook verspreidde hij berichten van de Engelse BBC. Op 18 juli 1944 is hij gearresteerd. Via de gevangenis in Arnhem en het kamp Vught is hij overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen. Tijdens het transport van de gevangenen van Sachsenhausen naar Lübeck op 22 april 1945 bleef Philippus van Tour uitgeput achter. Hij is daarop door de Duitsers doodgeschoten.
Cornelis Willem Verkerk
Geboren op 31 december 1892 te Bergambacht, overleden op 3 maart 1945 te Den Haag; zoon van Marinus Verkerk en Pietertje de Bruin. Hij was gehuwd met Jacoba Janson.
Cornelis Willem Verkerk had een aanstelling als schoolknecht bij de Dienst Gemeentewerken. Hij is omgekomen bij het bombardement op 3 maart 1945.
Theodorus Versluis
Geboren op 2 september 1905 te Leiden, overleden op 25 december 1944 in het krijgsgevangenkamp Most in Tsjecho-Slowakije (in het Duits wordt deze stad Brüx genoemd); zoon van Cornelia Versluis. Hij was gehuwd met Louisa Anna Tromm.
Theodorus Versluis werkte als stratenmaker bij de Dienst Gemeentewerken. Tijdens de mobilisatie was hij ingedeeld als soldaat bij het Regiment Grenadiers.
In 1943 moesten alle militairen van het Nederlandse leger in gedwongen krijgsgevangenschap. Ook Theodorus Versluis was gedwongen te vertrekken. Hij werd als militair krijgsgevangene tewerkgesteld in Most in Tsjecho-Slowakije. Hier was een grote raffinaderij voor synthetische benzine, die een aantal malen door geallieerde vliegtuigen is gebombardeerd.
Op Eerste Kerstdag 1944 vond rond het middaguur ook een luchtaanval plaats. Hierbij is Theodorus Versluis om het leven gekomen.
Op 29 december 1944 is hij met militaire eer en vergezeld door zijn Franse vrienden uit het krijgsgevangenkamp bijgezet op het Krijgsgevangenenkerkhof in het dorp Tschauch bij Most in Tsjecho-Slowakije. In de Erelijst van Gevallenen zijn 47 namen van Nederlandse soldaten opgenomen, die in Most in krijgsgevangenschap zijn overleden.
Na de Tweede Wereldoorlog is Theodorus Versluis herbegraven op het Nederlands ereveld in Salzburg in Oostenrijk.
Frederik Gerrit Willems
Geboren op 1 november 1893 te Den Haag, overleden op 1 september 1942 in het concentratiekamp Dachau (Duitsland); zoon van Frederik Gerrit Willems en Anna Maria Barnhoorn. Hij was gehuwd met Sjoerdtje Das.
Frederik Gerrit Willems werkte als opperman bij de Dienst Gemeentewerken.
In de oorlog verrichtte Willems illegaal werk voor de CPN en verspreidde in Den Haag de illegale krant De Waarheid en het illegale blad De Vonk. De Vonkgroep, de communistische verzetsgroep waarvan Willems deel uitmaakte, telde in 1941 ongeveer 300 personen. De Duitse bezetter jaagde fanatiek op communisten. Na de inval van Duitsland in Rusland op 22 juni 1941 vond in Den Haag een massa-arrestatie onder de communisten plaats. In de zomer van 1941 werden 160 Haagse communistische verzetslieden gevangen gezet. Frederik Gerrit Willems is op 12 augustus 1941 gearresteerd. Begin 1942 was bijna de gehele Haagse CPN achter het Duitse prikkeldraad en de tralies verdwenen.
Willems is via de strafgevangenis in Scheveningen en kamp Amersfoort naar Duitsland getransporteerd. Hier kwam hij via het concentratiekamp Buchenwald in het concentratiekamp Dachau terecht, waar hij door algehele zwakte op 1 september 1942 is overleden.
Wierd Zijlstra
Geboren op 25 juli 1924 te Den Haag, overleden op 14 maart 1944 in het concentratiekamp Buchenwald (Duitsland); zoon van Wierd Zijlstra en Katharina Christ. Hij was ongehuwd.
Wierd Zijlstra werkte als machinebankwerker bij de Dienst Gemeentewerken. De Duitse bezetter vorderde werklieden van Gemeentewerken voor de Duitse arbeidsinzet. In de zomer van 1942 vertrok de eerste ploeg. Zijlstra ging op 28 juli 1943 naar Duitsland.
Over zijn verblijf in Duitsland zijn geen verdere gegevens bekend. Hij stierf in het concentratiekamp Buchenwald.
Slachtoffers Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon
(Voorloper Dienst Sociale Zaken en Werkgelengheidsprojecten/SZW)
Johnny Bekink
Geboren op 12 augustus 1922 in Den Haag, overleden op 23 februari 1945 in Pforzheim (Duitsland); zoon van gemeenteambtenaar Willem Johannes Frans Bekink en Grietje Strasters. Hij was ongehuwd.
Johnny Bekink behaalde het diploma MULO A met typen en steno. Op 7 september 1939 kwam hij bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon (de voorloper van de Dienst SZW) werken en werd officieel als ‘jongmaatje' aangesteld. Op 12 augustus 1940 werd hij bevorderd tot crisisambtenaar en op 1 februari 1942 tot Schrijver 2e Klasse.
Hij moest naar Duitsland voor de arbeidsinzet en kwam terecht in Pforzheim in Zuidwest-Duitsland. Deze stad was bekend als een centrum van de Duitse horloge-industrie.
In de oorlog werd in de stad Pforzheim precisie-instrumentarium voor de oorlogsindustrie vervaardigd, onder meer voor de V1 en V2-raketten. De stad Pforzheim is verschillende malen gebombardeerd. Een van de meest verwoestende bombardementen door de geallieerden vond op 23 februari 1945 op deze stad plaats. Bijna 18.000 mensen kwamen hierbij om het leven, waaronder vele Nederlandse dwangarbeiders. Ook Johnny Bekink is tijdens dit bombardement omgekomen. Hij is in Pforzheim begraven.
De naam van Johnny Bekink staat vermeld op het monument op het Nederlandse ereveld op het Waldfriedhof te Frankfurt-Oberrad am Main in Duitsland.
Albert van der Bol
Geboren op 14 juli 1919 te Den Haag, overleden op 9 maart 1945 in het concentratiekamp Mauthausen (Oostenrijk); zoon van Elisabeth Barbara van der Bol. Hij was ongehuwd.
Albert van der Bol was opgeleid als geoloog. Hij was korte tijd werkzaam als assistent-geoloog bij de Bataafse Petroleum Maatschappij. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog kwam hij te werken bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon (de voorloper van de huidige Dienst SZW), als ’tijdelijk Schrijver 2e klasse'.
Van der Bol was al vroeg actief in het verzet en sloot zich eind 1940 aan bij de verzetsgroep Ordedienst (de eerste OD-groep, ook genaamd OD-Westerveld). Op 18 april 1941 is hij gearresteerd door Leo Poot en Marten Slagter, agenten van de Documentatiedienst van de Haagse politie, de afdeling die zeer nauw samenwerkte met de Duitse bezetter.
Albert van der Bol werd verboden wapenbezit en het lidmaatschap van de verboden verzetsorganisatie OD ten laste gelegd. Hij werd gevangen gezet in de strafgevangenis in Scheveningen en verbleef hier tot eind augustus 1941.
Als politiek gevangene werd hij via de kampen Vught en Amersfoort in december 1942 naar het concentratiekamp Buchenwald in Duitsland getransporteerd. Hij verbleef van december 1942 tot februari 1944 in Buchenwald. Daarna volgde in 1944 een tocht van concentratiekamp Natzweiler (Noordoost-Frankrijk), via Dachau (Duitsland) en Mauthausen (Oostenrijk) naar het ‘Arbeitslager Eintrachtshütte' in Swietochlowice (Schwientochlowitz) in Zuid-Polen. Dit laatste kamp was een werkkamp behorend tot het Auschwitz-concentratiekamp-complex.
Bij het oprukken van de Russische troepen werd het werkkamp in Swietochlowice ontruimd en was Albert van der Bol gedwongen terug te keren naar Mauthausen. In het beruchte strafkamp Mauthausen werd hij te werk gesteld in een fabriek bij het ‘Buitencommando Melk'.
In maart 1945 bij het naderen van de geallieerde legers raakte een aantal gevangenen in paniek. Zij hadden angst door de Duitsers in een schacht bij de fabriek te worden opgesloten en veroorzaakten op 9 maart 1945 opzettelijk kortsluiting, waardoor de fabriek in brand vloog. Tijdens de brand kwamen ongeveer honderd politieke gevangenen, waaronder Albert van der Bol, om het leven. Albert van der Bol is 25 jaar oud geworden.
Theodoor (Theo) Maurits Ferdinand Cassutto
Geboren op 3 januari 1904 in Den Haag, overleden op 6 februari 1945 in het concentratiekamp Dachau (Duitsland); zoon van Daniel Cassutto en Frederika Dina Johanna Leichsenring. Hij was achtereenvolgens gehuwd met Hubertina Wilhelmina Moos (geboren 5 november 1903 te Den Haag/gescheiden 28 april 1938) en op 2 augustus 1939 met Hermine Katan (geboren 7 april 1915 in Rotterdam, overleden te Auschwitz in Polen op 3 oktober 1944).
Op 1 juli 1921 kwam Theo Cassutto in dienst van de gemeente Den Haag als ambtenaar bij de Dienst Gemeentewerken. Hier werkte hij tot 1 maart 1924. Op 25 maart 1924 startte hij zijn loopbaan bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon (de voorloper van de Dienst SZW). Hij volgde vele studies en studeerde onder meer af als meester in de rechten.
Hij ontmoette zijn tweede vrouw Hermine Katan bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon. Zij was in 1934 als typiste in dienst getreden bij de Gemeentesecretarie en vanaf 1936 werkzaam bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon. Na het huwelijk nam zij ontslag.
In opdracht van de Duitse Rijkscommissaris werd Theo Cassutto op 9 december 1940 van zijn functie ontheven. Theo Cassutto protesteerde tegen zijn ontslag. Hij gaf aan niet Joods te zijn, maar lid van de Duitse Evangelische Gemeente. Desondanks is hij op 1 maart 1941 op last van de bezetter vanwege zijn Joodse achtergrond ontslagen.
Na zijn gedwongen vertrek bij de gemeente Den Haag werkte Theo Cassutto van 18 augustus 1941 tot 1 februari 1942 bij NV v.d. Horst's Lederwarenfabriek te Leiden.
In februari en maart 1942 was hij als ambtenaar voor de arbeidsbemiddeling in dienst bij de Joodse Raad in Den Haag. Op 28 september 1943 mocht hij niet langer in Den Haag blijven. Hij arriveerde op 29 september 1943 in kamp Westerbork, waar hij verbleef in barak 64, bed 76. Van hieruit werd hij op transport gesteld naar Duitse concentratiekampen. Via Theresiënstadt in het huidige Tsjechië en Auschwitz in Polen, kwam hij uiteindelijk in het concentratiekamp Dachau in Duitsland terecht, waar hij op 6 februari 1945 is overleden.
Zijn echtgenote Hermine Cassutto-Katan en hun driejarige zoontje Robert zijn op 3 oktober 1944 vergast in Auschwitz.
Louis van Gelderen
Geboren op 15 november 1893 te Vlaardingen, overleden op 2 april 1943 in het ‘Zwang Arbeitslager' Ludwigsdorf (thans Bojanice in Polen); zoon van Meijer Joseph van Gelderen en Johanna van Emden. Hij was gehuwd met Kaatje Helena van Thijn (geboren 23 maart 1895 te Uitgeest, overleden 13 november 1942 te Auschwitz).
Louis van Gelderen kwam op 18 januari 1940 te werken als crisisambtenaar bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon (de voorloper van de Dienst SZW). Voordien werkte hij bij Handelsmaatschappij Fennia te Rotterdam en van 23 september 1939 tot en met 23 december 1939 bij de Gemeentesecretarie van Den Haag.
Op 1 maart 1941 is hij op last van de Duitse bezetter vanwege zijn Joodse achtergrond ontslagen.
Op 16 oktober 1942 is Louis van Gelderen vanuit Westerbork gedeporteerd naar Polen, waar hij op 2 april 1943 is overleden in het concentratiekamp Ludwigsdorf (thans Bojanice in Polen). Dit kamp maakte onderdeel uit van het beruchte Grosz-Rosen-concencentratiekampcomplex.
De vrouw en de zoon van Louis van Gelderen zijn op 10 november 1942 gedeporteerd. Zijn vrouw Kaatje Helena van Gelderen-van Thijn is op 12 november 1942 in Auschwitz in Polen vergast. Zijn zoon Johan Meyer was in 1942 eindexamenleerling op het Joods Lyceum (HBS-B) in de Fischerstraat 135 in Den Haag. Hij is op 7 april 1943 op 16-jarige leeftijd in het Nazi-werkkamp Neukirch in Duitsland overleden.
Simon Revallier
Geboren op 10 augustus 1914 te Den Haag, overleden op 10 mei 1940 te Den Haag; zoon van Wilhelmus Antoine Revallier en Grietje de Wit. Hij was op 27 maart 1940 in Middelburg gehuwd met Apolonia Francina (Frans) Versluys.
Simon Revallier was als Schrijver 2e klasse werkzaam bij de Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon (de voorloper van de Dienst SZW).
Op 25 augustus 1939 kreeg hij vanwege de mobilisatie een oproep als dienstplichtig Fourier (lichting 1934). Hij werd gelegerd in de school aan de Zonnebloemstraat en ingedeeld bij het onderdeel 1e bataljon, 1e compagnie van het Regiment Grenadiers. Eén van de taken van een fourier in het leger is het verzorgen van voedsel voor de compagnie. Dat was precies wat Simon Revallier deed op 10 mei 1940, de eerste oorlogsdag. Op vliegveld Ockenburg waren die dag Duitse luchtlandingstroepen geland.
De strijd tegen de Duitse bezetter in de omgeving van Loosduinen werd Revallier al die eerste oorlogsdag fataal. Een kogel raakte zijn hoofd, waardoor hij dodelijk gewond raakte. Revallier is begraven op de begraafplaats Nieuw Eykenduinen in Den Haag. Postuum is hem het Oorlogsherinneringskruis met gesp voor bijzondere krijgsverrichtingen ‘Nederland mei 1940' verleend.
Jacobus (Jacques) Antonius Aloijsius Maria de Waal
Geboren op 21 januari 1900 te Ravenstein, overleden op 7 oktober 1944 te Rijswijk (Z-H); zoon van Petrus Wilhelmus Aloijsius de Waal en Geertruida Teunissen. Hij was ongehuwd.
Jacques de Waal studeerde politieke en sociale wetenschappen en rondde een universitaire studie economie af. Hij kwam op 14 februari 1935 bij de gemeente Den Haag in dienst als controleur B bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon (de voorloper van de Dienst SZW). Hij was armenbezoeker. In 1939 was hij bevorderd tot Ambtenaar voor Sociale Arbeid. Later kwam hij bij het Evacuatiebureau terecht.
Als ambtenaar bij de Dienst Maatschappelijk Hulpbetoon wist hij veel Haagse mannen weg te houden van de gedwongen arbeidsinzet. Bij het Evacuatiebureau zette hij zich - onder de schuilnaam Van der Heiden - vooral in voor Joodse en niet-Joodse onderduikers. Hij zorgde voor valse persoonsbewijzen, bonkaarten en onderduikadressen. Hij moet honderden mensen hebben geholpen. Tot 1944 werkte Jacques de Waal voornamelijk alleen. In september 1944 sloot De Waal zich in Den Haag aan bij de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO).
Adriaan Breed, een informant van de Sicherheitspolizei/Sicherheitsdienst (SiPo/SD) was in Haagse verzetsgroepen binnengedrongen, onder meer in de groep waarin Jacques de Waal actief was. Op vrijdag 29 september 1944 was er aan de Laan van Meerdervoort 415a een vergadering van het verzet over de ondersteuning van stakende spoorwegbeambten. Infiltrant Breed had de informatie over deze bijeenkomst aan de Laan van Meerdervoort doorgespeeld aan de SiPo/SD. Er vond tijdens de vergadering een inval van de Duitse politie plaats. Onder meer Jacques de Waal en collega-ambtenaar Frans Britzel (Gemeentesecretarie) zijn gearresteerd en gevangengezet in de cellenbarakken van de Scheveningse strafgevangenis.
Jacques de Waal en Frans Britzel zijn op 7 oktober 1944 bij 't Haantje in Rijswijk (Z-H) bij de spoorwegovergang achter de gistfabriek gefusilleerd samen met acht andere verzetslieden, als represaille voor sabotageacties van het verzet op deze spoorbaan op 25 september 1944 en 6 oktober 1944. Op 7 oktober 1944 maakte de SS bekend dat tien verzetsmensen waren geëxecuteerd, vanwege hun ondersteuning van het stakende spoorwegpersoneel.
Jacques de Waal is begraven op de Begraafplaats Oud-Rijswijk aan de Churchilllaan in Rijswijk. Bij 't Haantje in Rijswijk staat een klein gedenkteken. Ook op de Begraafplaats Oud-Rijswijk is een monument opgericht voor de gefusilleerde verzetslieden. Op beide monumenten staat de naam van Jacques de Waal vermeld.
Uit de uitgave "Drie herdenkingsmonumenten met 45 namen" van het Haags Gemeentearchief
Auteur: Corien Glaudemans