‘De Nederlandse bevolking neemt per jaar met 1,3 procent tot 1,4 procent toe en in 2001 wordt de 20 miljoenste inwoner verwacht’, berichtte de Haagse Courant in 1965. Voor de één was dit vooruitzicht een zegen, want: ‘hoe meer zielen hoe meer vreugd.’ Voor de ander was het een gruwel. Hoe moesten al die miljoenen Nederlanders straks te eten krijgen als de voedselproductie achter zou blijven  bij het aantal inwoners? 

Op basisschool 'Het Volle Leven' wordt in klas 6 seksuele voorlichting gegeven. Foto: Fotoburo Meyer, 1970Op basisschool 'Het Volle Leven' wordt in klas 6 seksuele voorlichting gegeven.
Foto: Fotoburo Meyer, 1970

Doemdenkers

Doemdenkers waarschuwden dat hongersnood onvermijdelijk zou zijn, evenals het ontstaan epidemieën. Gewezen werd naar Azië en Zuid-Amerika waar in de miljoenensteden grote delen van de bevolking moesten leven onder erbarmelijke omstandigheden. Geboorteregeling zou een oplossing kunnen zijn, maar in confessionele kringen was dit niet bepaald populair en het openlijk tentoonstellen  en de verkoop van voorbehoedmiddelen stonden tot 1970 in artikel 451 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijd voor meer voorlichting

De veranderende seksuele moraal onder de jongeren en het beschikbaar komen van de anticonceptiepil maakten een openbaar debat over seksualiteit en geboorteregeling onvermijdelijk, zo vond met name de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming. Er moest meer en betere voorlichting komen, vooral voor de jeugd, aldus de vereniging. Jongeren wisten onvoldoende en kregen verkeerde informatie over de voortplanting, als ze die informatie al kregen.  Uit onderzoek was bijvoorbeeld gebleken dat slechts een klein percentage van alle ouders hun zonen of dochters vertelden waar de kinderen vandaan kwamen. Ouders vonden het een moeilijk onderwerp om te bespreken. Vaak hadden zijzelf nooit voorlichting gehad en waren door schade en schande wijs geworden.

Gemeentelijke commissie

In Den Haag was wethouder van Onderwijs en Kunstzaken drs. H.J. Wilzen een groot voorstander van het geven  van seksuele voorlichting in het onderwijs. Naar goed Nederlands gebruik werd er daarom in Den Haag  in 1967 een gemeentelijke commissie ingesteld: de Commissie Sexuele Opvoeding. Na een jaar presenteerde de commissie in 1968 het volgende plan: in de hoogste klassen van het lager zouden lessen seksuele voorlichting moeten komen, over deze lessen zou geregeld contact moeten zijn met de ouders, het Pedagogisch Centrum in Den Haag moest lesmateriaal gaan ontwikkelen en de onderwijskrachten zouden advies moeten krijgen bij de lessen.

Het plan zou uiteraard eerst getest worden en daartoe werden zeven scholen uit diverse milieus, van de Schilderswijk tot het Benoordenhout, gezocht om deel te nemen aan het experiment dat twintig weken zou duren. De deelnemende scholen benaderden op hun beurt de oudercommissies en de ouders met de vraag of zij bezwaar hadden als hun kinderen deel zouden nemen aan de lessen. Slechts een klein deel van de ouders maakte bezwaar. 

Voorlichting, maar niet over voorbehoedsmiddelen

De lessen seksuele voorlichting werden gegeven door de eigen onderwijzers waarbij vooral aandacht was voor de biologische aspecten van de voortplanting. De lessen mochten niet over homoseksualiteit, voorbehoedmiddelen, prostitutie of geslachtsziekten gaan, tenzij leerlingen hierover vragen stelden. Gek genoeg was één van de doelstellingen van de commissie nu juist het onschuldige kind te wapenen tegen bijvoorbeeld ongewenste zwangerschap en andere uitwassen van het seksuele leven. Volgens het eindrapport dat aan het einde van het project verscheen, voorzagen de lessen duidelijk in een behoefte. De ouders waren voor het merendeel tevreden over de lessen en zij constateerden dat het eenvoudiger was geworden om met hun kind over deze zaken te praten.

Nederland had in 2001 nog lang niet het in 1965 verwachte aantal van 20 miljoen inwoners bereikt. Dit voorjaar meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de 17 miljoenste inwoner kon worden bijgeschreven. Mogelijk heeft de Haagse Commissie Sexuele Opvoeding aan de afremming van de bevolkingsgroei een kleine bijdrage geleverd.


Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.

Auteur: Hans Zwaanswijk