Op deze foto ziet u het volkstuincomplex Nut en Genoegen aan de Meppelweg in Den Haag, gefotografeerd in 1956. De typische huisjes met stukjes grond waarop groente en fruit wordt verbouwd kom je op vele plaatsen tegen. Het Erfgoedhuis Zuid-Holland heeft onderzoek gedaan naar volkstuinen in het verleden en een inventarisatie uitgevoerd van volkstuincomplexen in onze provincie.

Meppelweg volkstuinen Nut en Genoegen, 1956, maker Dienst voor StadsontwikkelingMeppelweg volkstuinen Nut en Genoegen, 1956, maker Dienst voor Stadsontwikkeling

Lange historie

Volkstuinieren heeft een lange historie. In de 17e eeuw ontstonden complexen in Rotterdam en Leiden. Het waren particulieren die gezamenlijk een stuk land aankochten, verdeelden en bewerkten. De echte volkstuinen zoals we die nu kennen zijn van latere datum. De Maatschappij tot Nut van het Algemeen begon eind 19e eeuw met het uitgeven van stukjes grond aan de lagere bevolkingsklassen om hen zo in staat te stellen hun levensomstandigheden en voedsel te verbeteren.

Den Haag heeft een rijke geschiedenis op het gebied van volkstuinen. In 1913 waren er in Den Haag al 270 tuinen. Vanaf 1914 verenigden de tuinders zich per complex in volkstuindersverenigingen. Zo stonden ze sterker tegenover de gemeente die bij stadsuitbreidingen de tuinen wilden ontruimen. Amateurtuindersvereniging “Nut en Genoegen” is een van de oudste van onze stad en werd in 1914 opgericht. In de jaren 50 werd het complex verhuisd naar de Meppelweg en kreeg daar de beschikking over 66.500 m2 grond waarop 200 tuinen werden uitgezet.

Zelfvoorzienend tijdens oorlogen

In de Eerste Wereldoorlog werden volkstuinen steeds populairder. De tuinen stelden gebruikers in staat om in een deel van hun voedsel te voorzien. Ook in de jaren dertig, tijdens de crisis en gedurende de Tweede Wereldoorlog, werd er veel groente en fruit verbouwd op de tuinen. Na de oorlog werd tuinieren steeds meer gezien als ontspanning en hobby en groeide het aantal volkstuinen door. Vooral door de stedelijke uitbreidingsplannen hadden meer mensen behoefte om de drukte van alle dag te ontvluchten. Volkstuinieren werd populair bij jong en oud. Tegenwoordig is de gemiddelde leeftijd van de volkstuinders tussen de 55 en 65 jaar maar het aantal dertigers en veertigers groeit hard.

Groene longen van de stad

Vrijwel alle volkstuinencomplexen zijn vrij toegankelijk voor het publiek en vormen zo kleine groene longen in de drukke stad. Het zijn oases van rust, groen en ruimte. Door de grote verscheidenheid aan bloemen, bomen en planten gedijen bijen en kleine dieren goed in deze stadsparkjes. De laatste jaren stimuleert de overheid het volkstuinieren onder de noemer stadslandbouw. Wijkbewoners worden in de gelegenheid gesteld om stukjes openbaar groen in te richten als tuinen om zo eigen groente en fruit te telen. Bewoners leren bewust om te gaan met de groene ruimte en de gemeente heeft minder groenonderhoud. Twee vliegen in een klap.

Volkstuinen bedreigd

Anno 2012 wordt het aantal volkstuincomplexen in Zuid-Holland geschat op meer dan 200 maar enkele worden wel bedreigd. Door de uitbreiding van wegen en spoorwegen en door de aanleg van nieuwe woonwijken moeten volkstuinen vaak wijken of worden ze verkleind of verplaatst. Jammer, maar zo gaat het al meer dan 100 jaar.


 Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.
Auteur: Maarten Schenk