Precies vijftig jaar geleden, in 1965, zou de gemeente beginnen met de aanleg van het nieuwe recreatiegebied De Uithof. De gemeenteraad had in 1963 besloten dat de Uithofspolder de plek van een tweede soort Zuiderpark zou zijn. 

Uitbreidingsplan uit 1952Uitbreidingsplan uit 1952

Zuiderpark werd te klein

Dit park had de grenzen van zijn capaciteit bereikt en door de snelle groei van Den Haag in de jaren na de Tweede Wereldoorlog was een tekort aan recreatieterreinen ontstaan. De Haagse Dienst voor de Stadsontwikkeling hield voor de hoeveelheid parken en bossen binnen de gemeente de norm aan van 14 vierkante meter per Hagenaar. De Hagenaar die bereid was een eindje te fietsen vond binnen een straal van 20 kilometer rond de stad zelfs 25 vierkante meter natuur. Hagenaars hadden het veel beter dan Amsterdammers of Rotterdammers. Voor hen was niet meer dan 10, respectievelijk 2,5 vierkante meter natuur binnen fietsbereik. 

Uithof als uitkomst

Den Haag deed het in 1965 nog niet zo slecht, maar toch was er naar de Haagse norm een toenemend gebrek aan recreatiegebied. Aanleg van De Uithof zou het tekort terugbrengen, maar niet opheffen. Het was bestemd voor de 37.000 inwoners van Berestein, Vrederust en Bouwlust, voor de 35.000 inwoners van een deel van Morgenstond en voor de 24.500 inwoners van de verder gelegen wijken Waldeck en Leyenburg. Voor hen alleen al was meer ruimte nodig dan de ongeveer beschikbare 100 hectare in de Uithof.

Over het plan voor De Uithof was goed en ook lang nagedacht. De eerste ideeën waren reeds in de jaren vijftig op papier gezet. Het succesvolle Zuiderpark diende als voorbeeld. Dat park was zeer vooruitstrevend ontworpen, omdat er al direct voorzieningen voor massarecreatie kwamen, terwijl nog niet bekend was of burgers hiervan gebruik zouden maken. 

Uitbreiding naar het zuidoosten

Het lag bij de aanleg aan de rand van de bebouwde stad en was bestemd voor de inwoners van de zuidoostelijke wijken op het veen. Den Haag breidde zich immers vooral uit naar het zuidoosten. Het Haagse grondgebied had altijd de onhandig rechthoekige vorm gehad, waarvan de Middeleeuwse vastleggers van de Haagse grenzen niet konden bevroeden welke stedenbouwkundige problemen dit in de twintigste eeuw zou geven. Den Haag kwam tussen Wassenaar en het Westland te liggen met de bebouwde kom in de noordelijke helft van het grondgebied en het platteland in de zuidelijke helft. Het zuidoosten werd uiteindelijk de voornaamste groeirichting van Den Haag, zeker toen de stad in 1923 het in 1810 - als gemeente Loosduinen - afgesplitste grondgebied terugkreeg.

Akkoord in 1963

Het Zuiderpark was het eerste grote recreatiegebied in de zuidoostelijke helft van Den Haag. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog raakte dit park ingebouwd door nieuwbouwwijken die in hoog tempo het poldergebied vulden. De nieuwe wijken waren gepland met veel openbaar groen, maar dat groen bood niet genoeg recreatiemogelijkheden. De Uithof moest daarin zoveel mogelijk voorzien. 

Toen de gemeenteraad in 1963 akkoord ging met de aanleg van De Uithof was het plan dat het recreatiegebied er binnen enkele jaren zou liggen. Maar toen in 1965 de aanleg zou beginnen, bleek de financiële positie van de gemeente zodanig verslechterd dat de aanleg werd uitgesteld. Daarna kwam het er eigenlijk niet meer van. Er werd van alles in het gebied De Uithof aangelegd, maar niet volgens het oorspronkelijke plan. 

Jaap Edenweg, schaatscentrum De Uithof, 1972, collectie Haags GemeentearchiefJaap Edenweg, schaatscentrum De Uithof, 1972, collectie Haags Gemeentearchief

Bijgestelde plannen

In 1968 plantte de Haagse schooljeugd de eerste bomen van het Jeugdbos, dat zou worden geflankeerd door een speelruimte, een volkstuincomplex, een kampeerterrein en sportruimten, maar de plannen werden steeds uitgesteld of bijgesteld. In het gebied kwamen woningen en een groot schaatscomplex. Een verbrede Lozerlaan maakte het recreatiegebied minder makkelijk bereikbaar voor de bewoners van de aangrenzende wijken. Toen een actiecomité de gemeente vroeg op te schieten met de aanleg van De Uithof, bleek de gemeente wel te willen, maar lag de provincie dwars en hadden burgers bezwaarschriften ingediend. 

Rustige recreatie

Naarmate de jaren meer verstreken, veranderden de inzichten en uiteindelijk besloot men dat De Uithof geen tweede Zuiderpark zou worden. In 1970 was er nog sprake van dagcampings, speelweiden en velden voor allerlei sporten. Zeven jaar later wilden ambtenaren De Uithof niet meer bestemmen voor massarecreatie, maar dachten ze aan “meer rustige vormen van recreatie”. Men wilde De Uithof geschikt maken voor rustzoekers, wandelaars, fietsers, ruiters en vissers. Inzichten bleven veranderen en er kwam nog een villawijkje bij.


Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.

Auteur: Jan van Wandelen