Dat moord en doodslag helaas iets van alle tijden is, bewijst wel dit verhaal uit 1929. Over een vermogende dame, een dappere dienstbode, een 'chic gekleede man' en twee stoere HTM-mannen.

De moordenaar Wiebren Kromhout van der Meer (met wit kruisje) wordt op 6 september 1929 weggeleid uit de woning aan de Bezuidenhoutseweg 395 | foto tijdschrift Het Leven, fotocollectie Haags Gemeentearchief

‘Moord, moord!’ Terwijl hij over de Bezuidenhoutseweg richting Marlot reed, zag Simon Beuger, bestuurder van tram 3, op donderdagmiddag 5 september 1929 plotseling een vrouw zwaar bloedend bij de voordeur van het woonhuis op nummer 395 staan. Terwijl hij zijn voertuig afremde en stil zette, hoorde hij haar ‘moord, moord’ en ‘help’ roepen.

Moord

Met zijn collega’s Van der Velde en Meyer rende hij naar de woning. De bloedende vrouw deed open. Zij had een ernstige wond aan haar hals. In de voorkamer op de benedenverdieping vonden de HTM-mannen de bejaarde Elisabeth Odem-Christiaans met een doorgesneden hals. Zij lag levenloos naast haar schrijfbureau.

Gewonde diensbode

De trambestuurder vertelde later: “Ik vroeg de dienstbode, wat er aan de hand was, zij wees alleen maar op haar hals. Ik liep terug naar den motorwagen, greep het pakje verband en nam de vrouw mee naar de keuken en sloeg haar het verband om de wonde, terwijl ik haar geruststelde, dat het niets te beteekenen had. Maar het was een groote wond.”

Trambestuurders pakken de moordenaar

De zwaargewonde dienstbode Maria Holstein-Devender had zich tegen de aanvaller verdedigd en was naar het raam gerend om hulp te halen. Later vertelde ze dat haar werkgeefster de deur zelf had opengedaan, terwijl zij in de keuken bezig was aardappelen te schillen. De dader had de wonden bij haar en haar werkgeefster met een scheermes toegebracht.

Terwijl conducteur Meyer en een dame uit de tram het bloeden van de dienstbode probeerden te stelpen, glipte ‘een chic gekleede man’ uit de woning.

Een scheermes als moordwapen

Beuger en Van der Velde renden direct achter de verdachte man aan. In de toen nog doodlopende Cornelis van der Lijnstraat zagen ze hem een langwerpig wit pakje over de schutting van de achtertuin van Bezuidenhoutseweg 391 werpen.

De stoere HTM-mannen slaagden erin met hulp van een paar omwonenden de man te overmeesteren en brachten hem terug naar de Bezuidenhoutseweg, waar ook de politie inmiddels was gearriveerd. Het pakje achter de schutting werd later teruggevonden en bleek het moordwapen, een scheermes, te bevatten.

Directe getuigenverklaring

De zwaargewonde dienstbode verklaarde onmiddellijk dat hij de dader was. Trambestuurder Beuger belde aan de overzijde van de woning in café-restaurant Overbosch de Geneeskundige Dienst. De ambulance, die snel na dit telefoontje op de Bezuidenhoutseweg arriveerde, bracht daarna de zwaargewonde vrouw naar het rooms-katholieke ziekenhuis St. Johannes de Deo aan het Westeinde.

Urenlang verhoor

De politie verhoorde de door de HTM’ers overmeesterde ‘chic gekleede man’ urenlang in de woning aan de Bezuidenhoutseweg. Ondertussen stond het voor de deur zwart van de nieuwsgierige mensen. Het was zo druk dat bereden politie nodig was om alle toeschouwers op een afstand te houden. Pas de volgende dag voerde de politie de verdachte af naar het Hoofdbureau van Politie aan het Alexanderveld.

Een Drentse dader

De aangehouden man was Wiebren Kromhout van der Meer, een voormalig stationschef van de Eerste Drentsche Stoomtrammaatschappij in Emmen. Hij was vanwege verduistering van gelden een jaar eerder ontslagen.

Hij had zijn vrouw en twee kinderen in Drenthe achtergelaten en was in 1928 naar Den Haag gekomen om werk te vinden. In de wintermaanden kreeg hij onderdak in Huis Elim van het het Leger des Heils in de Wagenstraat en een aantal maanden later vond hij een kamer aan de Zuiderparklaan 454 waar ook Karel Blom, een neef van de vermoorde mevrouw Odem, kostganger was.

Verhalen over een vermogende tante

Kromhout van der Meer slaagde er niet in in Den Haag een betaalde baan te vinden. Van Blom hoorde hij verhalen over zijn vermogende ‘tante Odem’, die hem af en toe geld toeschoof. De voormalige Drentse stationschef bedacht toen het plan om haar geld afhandig te maken.

Hij stak een scherp scheermes op zak en ging naar de Bezuidenhoutseweg. De oude vrouw bedreigde hij met dit wapen en eiste geld van haar. Zijn plan mislukte en hij ging haar daarop, waarschijnlijk uit woede, met het scheermes te lijf. De aanval leidde tot de gruwelijke dood van mevrouw Odem.

Twintig jaar gevangenisstraf

In het jaar na de moord veroordeelde de Haagse rechtbank de dader tot twintig jaar gevangenisstraf. Ook in Hoger Beroep werd dit vonnis niet gewijzigd. De dader bracht de oorlogsjaren in de gevangenis door. De vrouw van Wiebren Kromhout van der Meer besloot haar huwelijk met de moordenaar te beëindigen, maar nadat hij in 1947 vervroegd vrij kwam, besloot ze opnieuw met hem te trouwen. Het echtpaar ging in Friesland wonen.

Weer mis

Tien jaar na zijn vrijlating ging het weer mis. Kromhout van der Meer woonde inmiddels in een bejaardencentrum in het Friese Weidum en daar probeerde hij opnieuw een moord te plegen. Ditmaal was het slachtoffer een medebewoner van het rusthuis, die hem het leven zuur zou hebben gemaakt. De politie wist deze keer de dader op heterdaad te betrappen. Kromhout van der Meer kreeg opnieuw twintig jaar, maar stierf kort na de veroordeling in de gevangenis.