Kan een verzetsheld zich vergissen? 

Er is het afgelopen jaar veel discussie geweest over de term ‘verzetsheld’ naar aanleiding van een tentoonstelling in het Verzetsmuseum Amsterdam. In het museum worden de verhalen van verzetslieden verteld, maar ook die van veroordeelde landverraders en oorlogsmisdadigers. Nu is het verzet al een pijnlijk onderwerp omdat een relatief klein aantal Nederlanders daarvoor hun leven echt in de waagschaal zette en sommige mensen hun rol na de oorlog hebben aangedikt. 

huize Clingendael ca. 1940 onbekendHuize Clingendael ca. 1940 onbekend

 

Dagboek van een verzetsheld

Er is echter een groep waarvan de inzet buiten discussie staat, omdat ze door de Duitsers zijn gearresteerd en als politieke gevangenen werden mishandeld in concentratiekampen. Daarvan konden slechts enkelen hun belevenissen navertellen en één van hen was Pim Boellaard (1903-2001). Hij schreef na de oorlog een boek over zijn belevenissen als lid van de ordedienst. Hierin beschrijft hij onder andere zijn arrestatie op 5 mei, zijn verhoor op het Binnenhof door Heydrich op 11 mei en zijn verhoor op landgoed Clingendael door Himmler, op 14 mei. Deze laatste twee data kunnen niet kloppen, zoals u in dit artikel kunt lezen. Kan het zijn dat Boellaard zich vergist heeft? Of klopten zijn aantekeningen misschien niet helemaal? Bedenk hierbij dat Boellaard tijdens zijn gevangenschap een dagboek bijhield in code op stukjes wc-papier.

Portret Heydrich, collectie BundesarchivPortret Heydrich, collectie Bundesarchiv

Dr Arthur Seyss Inquart 1940Dr Arthur Seyss Inquart 1940

 

Ondanks een burgerlijke carrière, toch als reservekapitein gemobiliseerd 

Mannelijke leden van de familie Boellaard waren sinds 1790 vaak generaal in het leger geweest, maar Pim ging na zijn studie aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool in Rotterdam werken bij een verzekeringsmaatschappij. Ondanks deze duidelijke keuze voor een burgerlijke, niet-militaire carrière, werd hij in 1939 als reservekapitein bij de artillerie gemobiliseerd. Tijdens de Duitse inval in 1940 was hij betrokken bij de tegenaanval op de Duitsers, die het vliegveld Ockenburg hadden ingenomen. Na de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten op 15 mei 1940 werd Boellaard gewestelijk commandant van de ordedienst in de regio Utrecht. De ordedienst was een verzetsorganisatie van reserveofficieren van het Nederlandse leger.

Clingendael Monument Jordaan Boellaard; foto: Corien GlaudemansPlaquette voor H.J. (Han) Jordaan en W.A.H.C. (Pim) Boellaard. Han Jordaan (1919) meldde zich in juli 1940 aan bij de Royal Dutch Naval Air Service en trad later toe tot de Britse Intelligence Service. In maart 1942 werd Han als geheim agent in Nederland ingezet. Begin mei 1942 kwam hij door verraad in handen van de Duitsers, als slachtoffer van het zogenaamde Englandspiel. Hij werd gevangen gezet in het Oranjehotel in Scheveningen. Daarna kwam hij via kamp Sachsenhausen bij Oranienburg in Mauthausen terecht, waar hij op 21 april 1945 overleed. Foto: Corien Glaudemans, (Haags Gemeentearchief)

Plaquette met verkeerde datum op landgoed Clingendael? 

Boellaard werd in mei 1942, kort na zijn arrestatie in Amsterdam, op het landgoed Clingendael verhoord door Heinrich Himmler. In 1987 onthulde Boellaard een plaquette die daaraan herinnert op het landgoed*: ‘Op deze plaats werden op 14 mei 1942 verhoord H.J. Jordaan en W.A.H.C. Boellaard, door Heinrich Himmler, Reichsführer SS (Schutzstaffel) in het bijzijn van Rauter, Schumann, Hartster en Wolf’. Volgens de Delftse historicus Carel Mackenbach kan Boellaard niet op 14 mei 1942 zijn verhoord omdat Himmler pas later in Den Haag arriveerde. Naar aanleiding van Mackenbachs e-mail heb ik onderzocht wanneer het verhoor plaatsvond en waarom de datum van de 14e mei in Boellaards geheugen was gegrift. Daarbij is een belangrijke vraag; wat deed Himmler in Den Haag? 

* C. Huijskens, Verzetsstrijder overleefde gesprek met nazi-beul Himmler, De Telegraaf, 13 mei 1987

De aankomst van Himmler

De bronnen zijn duidelijk: Heinrich Himmler, de Reichsführer SS kwam op zaterdagmiddag 16 mei 1942 aan op de Fliegerhorst Katwijk (vliegveld Valkenburg)*. Dat is inderdaad al twee dagen later dan de datum die de plaquette vermeldt. Na de landing werd Himmler met zijn gevolg vervoerd naar de woning van Rijkscommissaris Seyss-Inquart, het Landgoed Clingendael aan de Wassenaarseweg. De delegatie bestond uit SS’ers die nauw bij de uitvoering van de Endlösung betrokken waren (zie het kader onder dit artikel).

* N.K.C.A. in’t Veld, De SS en Nederland, documenten uit SS-archieven 1935-1945, Bronnenpublicaties  Rijks-instituut voor Oorlogsdocumentatie (Amsterdam 1976), deel I, 722.

Het begin van de deportaties uit Nederland

De aanleiding van de bijeenkomst was de organisatie van de deportatie van de Joden uit Nederland. Bijeen kwamen: Reichsführer SS Heinrich Himmler (1900-1945), Hanns Albin Rauter (1895-1949), Arthur Seyss-Inquart (1892-1946), General H.E.O. (Otto) Schumann (1886-1952), de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (BdS) Wilhelm Harster (1904-1991) en Richard Heydrich (1904-1942) leider van het Reichssicherheitshauptamt en Reichsprotektor van Bohemen en Moravië. Heydrich leidde de Wannsee-conferentie over de uitroeiing van de Joden die op 20 januari 1942 in Berlijn plaatsvond. De grote deportaties via doorgangskamp Westerbork begonnen twee maanden na het bezoek van Himmler aan Den Haag; op 15 juli 1942.      

Dagboek van Boellaard

Het dagboek waarin Boellaard zijn arrestatie en de verhoren beschrijft is zijn eigen naoorlogse reconstructie gebaseerd op twee bronnen: de clandestien gecodeerde notities op wc-papier * en zijn geheugen. Boellaard werd op 5 mei 1942 gearresteerd op een illegale bijeenkomst aan de Amsterdamse Zwanenburgwal. Na de oorlog herinnerde Boellaard zich dat hij rekening hield met een verkeerde afloop. Een andere verzetsman had tegen hem gezegd, dat als hij in de huidige periode (mei 1942) om 10 uur gepakt zou worden, hij om 11 uur tegen de muur zou staan.

* P. Boellaard, De angst voor lafheid, manuscript, bibliotheek NIOD Amsterdam.

Gevangenschap en eindeloze verhoren

Na zijn arrestatie werd Boellaard geboeid naar de Euterpestraat gebracht, waar het bureau van de Sicherheitsdienst was gevestigd. Hij werd in een cel opgesloten. De notities die hij bij zich had leidden tot een dagenlang verhoor. Ook tijdens de rit van Amsterdam naar Den Haag werd Boellaard verhoord. De bestemming was het Oranjehotel, de Scheveningse gevangenis waar het verhoor op 6 mei werd vervolgd. Boellaard werd in cel 452 in strenge Einzelhaft gezet. Goede nachtrust werd hem niet gegund, zo bleek al de eerste nacht:

Midden in de nacht springt het licht aan; Bertram (Slagter) en een wachtmeester komen binnen. Ik ben klaarwakker, doch houd mij doezelig. Het gaat over de jonge Melly. Ze weten blijkbaar niet wie hij is. Ook hij moest natuurlijk een veiligheidsmarge in acht nemen. Waar hij woont? Ik weet het niet…. (…) Na een ½ uur gaan zij weg. Een uur later (plusminus 4 v.m.) komen zij weer en het begint opnieuw.

De bedoeling van dit soort acties was om gevangenen te desoriënteren en hun tijdsbesef te verstoren. Slaapgebrek en ongedurigheid leiden tot concentratieproblemen waardoor mensen psychisch  kwetsbaar zijn tijdens de ondervragingen en eerder breken. Twee weken lang werd Boellaard verhoord op het Binnenhof, soms zeven uur op één dag. “Het ging traag en er was zóveel over mij bekend. Werkelijk meer dan nodig was”. Boellaard slaagde erin niemand te verraden.

Verhoor op het Binnenhof

Volgens zijn dagboek werd Boellaard op 11 mei op het Binnenhof ondervraagd door niemand minder dan Richard Heydrich, die onder Himmler de hoogste chef van de Gestapo was geweest. In het Nationale Dagblad van 14 mei staat dat Heydrich een dag later, dus op 12 mei 1942, in Den Haag aankwam voor besprekingen.

Boellaard beschrijft in zijn dagboek: “Wij gaan het voormalig Ministerie van Koloniën, Binnenhof 2/4 binnen. Voor alle deuren in de lange gang op de eerste verdieping hebben zich S.S. officieren opgesteld. (…) Twee stalen bureaux met stoelen waarop zijden kussens. Op het ene zijn de vrijmetselaarssymbolen geborduurd in goud, op het andere het wapen van Batavia.” En vervolgens: “Plots vliegt de deur open, Kriminalrat (soms Regierungsrat genoemd). Stb. Füh. H. Wolff bij de S.S. komt haastig op mij toelopen en zegt zenuwachtig: ‘Sie wollen nicht aussagen’. U wilt niet bekennen? (…) Daar komt Heydrich langzaam op mij toe, gevolgd door een staf van zes officieren. Zij zijn niet in S.S. zwart, doch in veldgrijs.”

Vervolgens schrijft hij: “Ik stond tegenover een lange slanke man, lichtblond, smal gezicht met een merkwaardig terugwijkend voorhoofd: vossenkop. Hij zag mij een korte tijd zwijgend aan, door ietwat dichtgeknepen ogen en vroeg: ‘Wie is dat?’. Stb.f. Wolff lichtte mijn doopceel.

‘Sie sind wohl Reiteroffizier, was?’

‘Ja, Oberstgruppenführer’. Die extra ‘st.’ doet hem even opkijken Er zijn er maar enkelen onder Himmler w.o. Kurt Daluege. Heydrich hoort daar (nog) niet bij.”

Nederlanders willen leven in een vrij land

Tijdens het verhoor verdedigde Boellaard het standpunt, dat Nederlanders willen leven in een vrij land en niet door een vreemde mogendheid onderdrukt wilden worden. De details die hij beschrijft geven de situatie en het karakter van de Duitse hiërarchie scherp weer, waarbij hij gebruik maakte van zijn kennis om bij de tegenstander enig gezag in te boezemen.

‘U moet hem met Reichsführer aanspreken!’

In het dagboek staat vóór het verhoor van 14 mei 1942 ‘twee dagen rust’. Mogelijk dat Boellaard toen zijn tijdsbesef is kwijtgeraakt. Misschien heeft hij de datum verkeerd opgeschreven of deze na de oorlog verkeerd geïnterpreteerd. De biograaf van Boellaard, Jolande Withuis, houdt ook de datum 14 mei 1942 aan.* Na twee dagen rust kwam de wachtmeester binnen en gaf hem de opdracht om zich klaar te maken. Boellaard voelde dat er iets bijzonders aan de hand was: “Doch het is anders dan anders. De wachtmeester is zenuwachtig en heeft zijn goede spullen aan…”

In de zwaarbewaakte tuin van Clingendael moest Boellaard bij het koetshuis uitstappen, de boeien gingen af, de Sturmbahnführer met het duellitteken, Kriminalrat Hans Wolff kwam op hem af: ‘U wordt dadelijk verhoord door Reichsführer Himmler! Het gaat niet om uw zaak, maar hij wil zich een beeld vormen over de toestand in Nederland. Hij wil een specimen zien van de elf dagen geleden gefusilleerde twee en zeventig . Als u negen maanden geleden niet gevlucht was, dan waren het er nu wellicht drie en zeventig geweest. U moet hem met Reichsführer aanspreken’.

 *Jolande Withuis, Weest manlijk, zijt sterk. Pim Boellaard (1903-2001). Het leven van een verzetsheld (Amsterdam 2008) 116.

Het proces der 72

Met de verwijzing naar de ‘gefusilleerde twee en zeventig’ wordt bedoeld het Proces der 72. Tijdens het eerste Ordedienst-proces werden 72 van de 86 gevangenen ter dood veroordeeld. Het ging om leden van de Ordedienst, de Delftse Mekel-groep, de Schoemaker-groep en 13 beroepsofficieren die de erewoordverklaring hadden getekend en toch aan het verzet hadden deelgenomen. Zij werden op 3 mei 1942 in Sachsenhausen gefusilleerd, elf dagen voor de 14de mei en 2 dagen voor de arrestatie van Boellaard. We hebben vastgesteld dat die datum niet klopt. Dat betekent dat Wolff het niet op deze manier kan hebben gezegd: het is een naoorlogse reconstructie gebaseerd op een foutieve herinnering.

Nu ik voor hem sta is hij kleiner dan ik gedacht had

Boellaard is geënerveerd door de aangekondigde ontmoeting: ‘Himmler! Hoeveel dagen heeft hij mij al achtervolgd in alle vertrekken waar ik verhoord werd! Koel keek hij vanaf de muur op ons tweetal neer, gevangene en SD-man. En tenslotte begreep je, dat hij er niet hing om op ons spotzieke Hollanders indruk te maken, maar om zijn eigen mensen steeds tot uiterste plichtsbetrachting aan te sporen met zijn genadeloze ogen.’

Veraf, onder het jonge groen van de hoge bomen, loopt een kleine groep op en neer. ‘In het midden Himmler. Rauter, Seyss-Inquart, Schumann, Harster en Kriminalrat Hans Wolff…. Ik loop honderd meter alleen, op de groep af, houd ervoor halt.’

‘Nu ik voor hem sta, is hij kleiner dan ik gedacht had; kort, gezet, borst vol ridderorden, de hoog opgebouwde ploertenpet maakt het geheel topzwaar en weinig indrukwekkend. Geen soldaat, eerder een kantoorman. Maar de sluwe intelligentie van de strakke mond, waaruit de vragen roffelen, en van de doordringende ogen, ietwat verborgen onder de glans van zijn lorgnet, die mond en die ogen herstellen het evenwicht weer; zij zorgen dat de dodelijke angst van zijn omgeving zal blijven, ook nadat hij weer vertrokken is. Als hij begint te spreken, word ik verrast door een hoogklinkend niet onaangenaam Beiers accent.’

Weggaan, weggaan? Wij Duitsers gaan hier nooit weg

Himmler: Waarom heeft U deze zogenaamde Ordedienst mee helpen opbouwen?
Hoewel ik begrijp, dat het waardevolle spionagewerk van de OD ook hem niet onbekend is, houd ik vol wat ik in het verhoor gezegd heb: “Het is een organisatie, die eerst in actie komt, als de Duitsers hier weggaan.” Zijn ogen worden klein, hij vergeet zijn beste argument, buigt zich naar mij toe en roept met overslaande stem: “Weggaan, weggaan! Wij Duitsers gaan hier nooit weg, nooit gaan wij hier weg”. Het is alsof de grond onder mij wegzakt, ik word heel wit en koud, ik zie flitsen van een bezet Nederland na de vrede, visioenen van Duitse soldaten in onze duinen tussen de Hoek, IJmuiden en den Helder, ook na de oorlog En dadelijk daarop schaam ik mij; geloof ik in de overwinning van onze zaak of niet?”

Een vorm van respect

Het is duidelijk dat Himmler zich nauwelijks kon voorstellen dat een lid van de Nederlandse elite, een officier van de cavalerie, zich niet tot het nationaalsocialisme aangetrokken voelde en zelfs verzet pleegde. Tegelijkertijd was er toch ook sprake van een vorm van respect voor deze militaire strijder, anders was Boellaard niet uitgenodigd voor een gesprek in het hol van de leeuw. Enkele dagen na het verhoor kreeg verzetsman Boellaard het aanbod om te tekenen voor de SS om zijn leven te redden. Hij weigerde dat.  

Wanneer vond het verhoor dan wel plaats?

Het verhoor in Clingendael heeft niet lang geduurd, vermoedelijk minder dan een half uur. Het gehele programma van het bezoek is bewaard gebleven en aan de hand daarvan kan worden bepaald welke gelegenheid de agenda bood voor het korte gesprek.* We mogen ervan uitgaan dat Himmler op de dag van aankomst hier geen tijd voor zal hebben gehad. Zondag 17 mei 1942 kan wel in aanmerking komen. Om 10.00 vond in Clingendael een boswandeling voor de Hitler-Jugend en Jeugdstorm plaats. Het is goed mogelijk dat voorafgaande aan die wandeling het gesprek met Boellaard heeft plaatsgevonden.

* In’t Veld, De SS en Nederland, deel I, 722.

Conclusie

Boellaard was een bijzonder moedig man, die zich niet liet intimideren door hoge nazi’s. Dat staat vast. Vanwege de voortdurende maatregelen om hem uit zijn dag- en nachtritme te halen heeft hij zich later vergist in de datum van het verhoor door Himmler. Dat maakt het verhaal niet minder authentiek en niet minder indrukwekkend. Iedereen die stilstaat bij de herinneringsplaquette zou zich moeten realiseren: dit vond vermoedelijk plaats op de 17de mei. Het toont aan dat ook helden zich door de omstandigheden kunnen vergissen in de details, maar aan het verhaal van Pim Boellaard doet deze vergissing niets af.

In het kader: Duitse kopstukken die in het artikel voorkomen

SS-Obergruppenführer Karl F.O. Wolff (1900-1984) van de Waffen-SS, chef van Himmlers persoonlijke staf en vriend van Heydrich. Hij was Verbindungsoffizier der SS zum Führer. Hij coördineerde de planning van het Buna-Werk van IG Farben in Auschwitz. Ondanks zijn rol bij de Endlösung werd hij in Neurenberg niet ter dood veroordeeld.[1] In oktober 1931 werd hij lid van de NSDAP en van de SS. Daarvoor werkte hij bij de Deutsche Bank, na de oorlog werd hij opnieuw bankier.           

1.   Rudolf E.H. Brandt (1909-1948), adjudant en persoonlijk secretaris van Himmler, elf jaar lang zijn 'wandelend notitieboekje'. Hij was betrokken bij de moord op 86 Joden in Straatsburg voor Hirts skelettenverzameling. Brandt werd op 20 april 1944 bevorderd tot SS-Standartenführer en werd na de oorlog ter dood veroordeeld, het vonnis werd in 1948 uitgevoerd.[2]

2.   Hermann W.R.H.F.D. Burggraf und Graf zu Dohna-Finckenstein (1894-1942) werd in 1933 lid van de NSDAP en de SS. Eind 1933 benoemde Hermann Göring hem tot Pruisische Staatsraad. In 1934 werd hij provinciaal raadslid voor Oost-Pruisen en hoofd van de afdeling particuliere bosbouw van de staatsboeren van Danzig-West-Pruisen. Hij was lid van de Raad van Commissarissen van Zuckerfabrik Riesenburg en lid van de Adviesraad van Gdansk van Deutsche Bank.[3] Hij doorliep een snelle carrière in de SS en werd in 1938 benoemd tot SS-Obersturmbannführer.

3.   SS-Oberstürmführer Josef Kiermayer (1897-?) was zadelmaker en diende in de Eerste Wereldoorlog bij de Beierse infanterie en werd daarna politieman. In 1938 werd hij lid van de Reichssicherheitsdienst als SS-Untersturmführer en Kriminal-rat. Hij werd in januari 1943 bevorderd tot SS-Hauptsturmführer en in 21 juni 1944 tot SS-Sturmbannführer. Hij werd hoofd van Himmlers escortecommando, zijn persoonlijke assistent en secretaris, en hij vergezelde hem tijdens zijn laatste dagen. Kiermayer werd vermoedelijk op 21 of 22 mei 1945 gevangengenomen door het Britse leger in Bremervörde. Daarna is onduidelijk waar hij is gebleven.

4.   Hans Koch (1912-14 juli 1955) was SS-Unterscharführer en staflid in Auschwitz. Hij diende in Auschwitz (1940-1945) bij de afdeling desinfectie (Zyklon B was een desinfectiemiddel). Een van zijn taken was het inbrengen van de Zyklon B in de gaskamers. De geallieerden droegen hem in 1947 over aan de Poolse autoriteiten. Het Opperste Nationale Tribunaal veroordeelde hem tijdens het Auschwitz-proces in Krakau voor het plegen van genocide op de Joden. De rechtbank veroordeelde hem tot levenslang. Hij ontliep de doodstraf omdat de rechtbank de hem gegeven bevelen als verzachtende omstandigheden zag.

 

[1] Lemma Karl Wolff in: Ernst Klee, Das Personenlexikon zum Dritten Reich. Wer war was vor und nach 1945 (Frankfurt am Main, S. Fischer: 2003), 686.

[2] Lemma Rudolf Brandt in: Klee, Das Personenlexikon zum Dritten Reich, 71.

[3] Joachim Lilla, Der Preußische Staatsrat 1921–1933. Ein biographisches Handbuch. Mit einer Dokumentation der im „Dritten Reich“ berufenen Staatsräte, Handbücher zur Geschichte des Parlamentarismus und der politischen Parteien, Band 13 (Düsseldorf, Droste: 2005) 198.

Met dank aan Carel Mackenbach en Corien Glaudemans