Wie wel eens op de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan in Den Haag is geweest kent vast wel het stuk begraafplaats met een groot wit herdenkingskruis. Op de stenen staan Engelse namen, legeronderdelen en jarentallen van rond de Eerste Wereldoorlog.
Het gedeelte is van de Commonwealth War Grave Commission (CWGC), de Engelse zusterorganisatie van de Oorlogsgravenstichting.
De aanwezigheid van deze graven is best bijzonder want Nederland bleef door zijn neutraliteit buiten deze Wereldoorlog. Toch liggen hier Britse militairen die zijn gestorven in Holland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eén van de grafstenen wijkt af en vermeld alleen maar T. SADLER, civilian, overleden op 17 april 1918.

Maar hoe komt het dat een burger ligt begraven op een gedeelte van de algemene begraafplaats dat is voorbestemd voor Britse militairen, honderden kilometers verwijderd van het dichtstbijzijnde slagveld in België? Daarvoor moeten we terug in de tijd naar het jaar 1914.

Graf T. Sadler, Algemene Begraafplaats Den Haag. Foto: Tommy Hamelink, 2023Graf T. Sadler, Algemene Begraafplaats Den Haag. Foto: Tommy Hamelink, 2023

Escalatie tot oorlog

In de zomer van 1914 lopen in Europa de spanningen op door de moordaanslag op Frans Ferdinand van Oostenrijk en zijn vrouw in Sarajevo. Als gevolg van deze moord stelde Oostenrijk-Hongarije aan Servië een ultimatum welke door Servië niet werd geaccepteerd. Daarop verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië.

Servië had een verdrag met Rusland. Rusland had verdragen met Frankrijk en met Groot-Brittannië. Oostenrijk had een verdrag met Duitsland en Italië. Door al deze verdragen escaleerde het tot een grote oorlog die wij nu kennen als de Eerste Wereldoorlog.

Veel landen werden verrast door de snelle ontwikkelingen. Ook vele Britse vrachtschepen die aan het laden en lossen waren in Duitse havens werden verrast. Voordat men kon reageren werden de schepen aan de ketting gelegd en de bemanning opgesloten. Zo ook Thomas Sadler uit Hull. Hij had zijn vrouw en zijn twee jonge dochtertjes een paar weken eerder verlaten en was aan boord gegaan van het vrachtschip genaamd Coralie Horlock.
Dit schip was 116 meter lang en woog 3920 ton. Met zijn stoommachines kon het een snelheid halen van 10 knopen (ongeveer 18,5 km/u). Het schip dat was gebouwd in 1903 en had al het nodige meegemaakt. Het was al een keer gestrand en lek geslagen en na een langdurige berging was het bij de reparatiewerkzaamheden uitgebrand en verkocht als schroot.
De eigenaar van Rederij Horlock zag toch nog wat in het wrak en liet het na aankoop opknappen en nam het in de vaart en vernoemde het naar zijn dochter Coralie.

Thomas werkte aan boord als stoker, zwaar en ongezond werk. Als de Coralie onverwachts aan de ketting wordt gelegd in de haven van Hamburg wordt Thomas en de rest van de bemanning opgesloten in het ruim. Ruim drie maanden zitten ze daar in slechte omstandigheden, afgesloten van de buitenwereld.

Gevangenkamp Ruhleben

In november 1914 worden de zeelui uit de ruimen gehaald en met bewaakte treinen overgebracht naar Berlijn. De Duitse regering heeft besloten om alle Britse mannen die in Duitsland bij het uitbreken van de oorlog zijn gevangen genomen, over te brengen naar een paardenrenbaan bij Berlijn genaamd Ruhleben, “het rustige leven” in het Duits.

Door hoge hekken met prikkeldraad en wachtposten te plaatsen is de paardenrenbaan omgebouwd tot een enorm gevangenkamp. De gevangenen worden ondergebracht met zes man in een van de tochtige paardenboxen of met tweehonderd man op de zolders van de aanwezige zeventwintig stallen. Er is er een centrale keuken en appèlplaats, waar dagelijks de mannen meerdere malen moesten opdraven om geteld te worden. Naast de zeelui waren er vele honderden anderen gestrand en gevangengezet in Duitsland. Sommige woonden al jaren in Duitsland en sommigen waren met een Duitse vrouw getrouwd. Andere waren er op zakenreis of vakantie. Er waren zo’n 200 Duitse bewakers, maar deze blijven aan de rand van het kamp.

Ondanks de kou, modder, overbewoning en karige voeding beginnen de gevangenen zich snel te organiseren, stroopten ze de handen uit de mouwen en maakten er het beste van. Er werden per barak “captains” aangewezen die orde op zaken stelden. Men begon met het opbouwen van een Little Brittain op de grens van Berlijn.
Door aanwezige gevangen bouwkundigen begon men al snel de infrastructuur in het kamp te verbeteren. Zo werden er meer toiletten en douches aangelegd. De verhoogde paden zorgden ervoor dat men droog over het kamp kon bewegen.
Men regelde dat men pakjes mocht ontvangen vanuit Engeland, die voor een groot deel via het neutrale Holland werden vervoerd. Men begon een moestuin en kweekte allerlei bloemen.

Er waren een paar Britse profvoetballers onder de gevangenen en deze lieten een voetbal opsturen en ze organiseerden onder de naam Ruhleben Football Association een competitie tussen de diverse barraken.
Naast hardloopwedstrijden over verschillende afstanden was het “Tug of war”, het touwtrekken tussen de verschillende barakken, een ware publiekstrekker. Thomas begon een eigen “tug of war”-team samen te stellen in zijn barak, nummer vier. Deze was bevolkt met grote sterke zeelui die wel met een touw konden omgaan. Het team van barak nummer vier, onder leiding van coach Thomas Sadler, versloeg in de competitie alle barakken en werd de grote winnaar.
Als coach won Thomas een medaille die in het kamp werd gegraveerd. Een lichtpuntje in het zware bestaan want ondanks het sporten en pakketjes waren de leefomstandigheden zwaar en leden veel van de mannen door de schijnbaar eindeloze gevangenschap aan de zogenaamde “barbed-wire disease".

Tug of war medaille. Foto: Tommy Hamelink, 2023Tug of war medaille. Foto: Tommy Hamelink, 2023

Overplaatsing naar Zwitserland en Holland

Na eindeloze onderhandelingen tussen de strijdende partijen kwam men overeen dat militairen en burgers die al lang gevangen zaten, in aanmerking kwamen om de rest van de oorlog uit te zitten in het neutrale Zwitserland en Holland.
Door deze overeenkomst werden de eerste gevangenen in februari 1918 op transport gezet en kwamen in, onder andere, Den Haag aan. Hier werden ze ondergebracht in hotels en pensions in Scheveningen. Het was geen badseizoen dus dat zorgde niet voor problemen.

Fatale longontsteking

Een tweede lichting kwam aan op Hollands Spoor op 23 maart 1918. Veel van deze mannen waren ziek en werden gelijk overgebracht naar het ziekenhuis aan de Tapijtweg. Zo ook Thomas Sadler. Hij  leed zeer waarschijnlijk aan een ernstige longontsteking. Wanneer de longontsteking door een bacterie wordt veroorzaakt, kan dat nu behandeld worden met antibiotica, maar het eerste echte antibioticum, penicilline, wordt pas in 1928 door de Britse arts Fleming ontdekt.

Thomas Sadler overlijdt in de vroege ochtend van 17 april 1918. Zijn overlijden wordt bijgeschreven in het overlijdensregister van de Gemeente ’s-Gravenhage, maar foutief want zijn naam wordt als Saddler opgeschreven.
Hij wordt een paar dagen later begraven tussen de Britse militairen op de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan. Zijn schaarse persoonlijke eigendommen worden naar zijn weduwe gestuurd in Hull.  Doordat hij geen militair was bleef zijn graf in nevelen gehuld.
Totdat er in 2022 op een internetveiling een sportmedaille wordt aangeboden, op naam van ene T. Sadler, Coach bij de “Tug-of-War” wedstrijden in 1915 te Ruhleben. Dit bleek het missende puzzelstukje te zijn om het raadsel rond zijn graf op te lossen.

Thomas Sadler heeft Hull dus nooit meer gezien en we kunnen stellen dat hij slachtoffer is geworden van a “tug-of-war” tussen grootmachten.

Gastblog geschreven door Tommy Hamelink.