Nu kennen we een wekelijkse koopavond en vinden we ’s avonds en zondags naar de supermarkt gaan heel gewoon, maar de consument werd niet altijd zo goed bediend. Nog niet zo heel lang geleden was er zelfs een trend naar minder ruime openingstijden.

Venestraat met feestverlichting. Maker: J. Blackstone, 1950Venestraat met feestverlichting. Maker: J. Blackstone, 1950

Minder kwaliteit voor lagere prijzen

In de negentiende eeuw kregen ondernemers  het moeilijk doordat concurrenten steeds minder kwaliteit gingen leveren voor lagere prijzen. Tegen het einde van die eeuw kwam daar nog extra concurrentie bij door ruimere openingstijden. Er waren zo veel winkels dat winkeliers zich genoodzaakt zagen steeds langer open te blijven om hun schamele omzet nog enigszins op peil te houden. De meeste winkels waren kleiner dan twintig vierkante meter en de eigenaren hielden hun zaak open zonder personeel.

Verplichte winkelsluitingstijd

In 1903 was de nood zo hoog dat ‘het Nationaal Congres’ van de middenstand de regering vroeg om de invoering van een verplichte winkelsluitingstijd. In 1893 had de Vereeniging van Handel en Nijverheid in Den Haag al geprobeerd om winkels om 21.00 uur te laten sluiten, maar dit was een voorstel op basis van vrijwilligheid en het plan slaagde niet. Ook toen de gemeente zich met de winkelsluiting ging bemoeien, bleek het moeilijk om iedereen tevreden te stellen. Er stonden veel belangen van economische en zelfs van geestelijke aard tegenover elkaar. Tientallen verenigingen van winkeliers, de verschillende bonden van personeel en organisaties als de Raden van Gereformeerde Kerken gaven aan de gemeente hun mening. Pas in 1918 kwam de gemeenteraad tot een besluit en moesten de winkels in Den Haag om 21.00 uur sluiten. Voor branches die hun klanten op afwijkende uren ontvingen kwamen er ontheffingen. Zo mochten verkopers van gezondheidsmiddelen de winkel altijd openen voor spoedgevallen. Handelaren in fruit mochten in de zomermaanden tot 22.30 uur open zijn en winkeliers in toeristengebieden mochten hun zaak ook op zondag openen. Nadat het rijk het verplichte sluitingsuur in 1931 had teruggebracht naar 20.00 uur,  bleek er lokaal meer maatwerk nodig . Zo voelden onder andere de winkeliers in ‘fijne vleeschwaren’ in Den Haag zich benadeeld door ‘restaurants’ die tot 01.30 uur ’s nachts stiekem vleeswaren bleven verkopen.

De gemeentelijke dossiers over het reguleren van de winkeltijden dijden twee decennia later uit met stukken over het vraagstuk van de vrije middag op een doordeweekse dag. De bonden van winkelpersoneel vroegen om een algemene sluiting op dinsdagmiddag, maar de winkeliers in de Koningstraat vroegen de gemeente daar niet in mee te gaan. Enkele honderden Haagse kapperspatroons schreven in een petitie dat ze het verzoek van het winkelpersoneel steunden, maar de ’s-Gravenhaagsche Leesbibliotheekhouders waren het weer eens met de winkeliers in de Koningstraat.

Verplicht dicht om 18.00

In 1951 bracht het rijk het verplichte sluitingsuur van winkels terug tot 18.00 uur. De meeste winkeliers vonden dit een mooie sluitingstijd, omdat ze na dat tijdstip toch weinig klanten kregen. Voor feestdagen als Sinterklaas waren vaste koopavonden toegestaan en daarnaast  mocht een gemeente een vaste wekelijkse koopavond instellen. Den Haag had in 1966 een eerste extra koopavond, toen één van de reguliere koopavonden voor Sinterklaas in het weekend viel. ‘Eerste Koopavond nat, maar gezellig’, kopte de Haagsche Courant op 29 november van dat jaar. Het bracht de gemeenteraadsleden D.W. Dettmeijer van de VVD en A.E.E. Dulfer van de Boerenpartij vermoedelijk op het idee om een vaste wekelijkse koopavond voor te stellen. Ook de Consumentenbond vroeg om betere winkelmogelijkheden voor de werkende vrouw. Voor het stadscentrum was een koopavond ook belangrijk, want het bezoek aan de binnenstad liep al jarenlang terug. Volgens de Amerikaanse stedenbouwkundige David Jokinen zou die teruggang verder doorzetten, tenzij er ruimere openingstijden kwamen en de winkels een breder assortiment kregen. De grootwinkelbedrijven met relatief veel personeel waren voorstander van een wekelijkse avondopening, maar de zelfstandige winkeliers waren in 1972 nog tegen. Ook de klanten aarzelden nog, want bij een proef in Rotterdam waren ’s avonds niet veel klanten komen  opdagen. Veel mensen bleven uit principe thuis omdat zij winkeliers en personeel hun avondrust gunden. Op 6 mei 1972 besloot Den Haag het er toch op te wagen. De gemeenteraad gaf toestemming voor een wekelijkse koopavond tot 21.00 uur, maar in afwijking van andere plaatsen, viel die in Den Haag op de donderdag. Daarmee gunde de Haagse  raad het winkelpersoneel een vrije vrijdagavond.

 


Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.

Auteur: Jan van Wandelen