Uit de serie 'Geloven in verandering' het verhaal van de Julianakerk en de brieven van dominee Van den Bosch vanuit de Scheveningse gevangenis.

Eerstesteenlegging van de Juliana-kerk door prinses Juliana in 1924Eerstesteenlegging van de Juliana-kerk door prinses Juliana in 1924

“Er zijn tijden, dat ik het uitschreeuw: “O God, komt toch met uw verlossing!” schreef dominee Van den Bosch  op 20 juli 1941 vanuit zijn cel in de Scheveningse gevangenis aan zijn vrouw. Verlossing was voor Van den Bosch het moment dat de oorlog voorbij was en de Duitsers definitief waren verslagen. Verlossing betekende voor hem als gevangene letterlijk de bevrijding van het misdadige naziregime. Als populaire dominee van de Julianakerk had hij veel invloed op de kerkgangers in zijn wijk Transvaal. Van den Bosch was op grond van een zogenoemd Schutzhaftbefehl, ondertekend in Berlijn op 1 maart 1941 door de hoge SS-er Reinhard Heydrich (1904-1944), gearresteerd. In dat document stond:

"Volgens de bevindingen van de Staatspolitie brengt zijn gedrag het bestaan en de veiligheid van het volk en de staat in gevaar omdat door zijn fanatieke anti-Duitse houding gevreesd moet worden dat hij in vrijheid de Duitse belangen in bezet gebied naar beste vermogen zal schenden."

Dit geeft aan dat hij niet alleen werd gearresteerd voor het pamflet ‘666 : het getal eens menschen’, maar dat zijn houding diepgaander door de bezetter is onderzocht. De SS-afdeling Erziehung und religiöses Leben (afdeling IV C2) hield het onderwijs en het religieuze leven in de gaten, en was beducht voor principiële leiders die in de kerk of in de collegezaal opriepen tot verzet. Na zijn arrestatie was Van den Bosch Schutzhaft-gevangene met nummer B 15145.

Het leven in de Scheveningse gevangenis: het ‘Oranjehotel’

Uit de brieven spreekt een grote bezorgdheid voor zijn gezin, dat hij onder dwang had achtergelaten. Vanuit gevangenschap herinnerde de dominee zijn vrouw om toch vooral de hypotheek te betalen en de belastingpapieren in te vullen. Hij maakte zich zorgen om de hoge kosten van het levensonderhoud en om de studiekosten van zijn kinderen. Maar bovenal miste hij het contact met zijn vrouw.

H.M. de Koningin legt de eerste steen voor de Oranjekerk, geheel links met handen over elkaar ds. D.A. v.d. Bosch (foto G Pompers)H.M. de Koningin legt de eerste steen voor de Oranjekerk, geheel links met handen over elkaar ds. D.A. v.d. Bosch (foto G Pompers)

"Het zou nog niet zoo erg zijn , als ik je voor en na ook eens zien kon , maar ik begrijp wel, dat dat beter is van niet. ’t Zou je inderdaad teveel aanpakken, tenzij het geregeld kon worden, dat ik je niet achter dat gaas behoefde te ontvangen, dat we eens samen praten konden, zooals prof. Cleveringa en sommige van de officieren die hier een baantje hebben en dat voorrecht genieten."

Het was een bijzonder gezelschap in gevangenschap. Prof. Cleveringa was de Leidse hoogleraar aan de rechtenfaculteit die in zijn rede op 26 november 1940 fel had geprotesteerd tegen het ontslag van zijn Joodse collega's. Daarna werd hij gearresteerd en overgebracht naar de Scheveningse gevangenis. Gevangenen konden bepaalde voorrechten krijgen, Van den Bosch was wel dankbaar voor zijn eigen ‘baantje in de bibliotheek’. Dat hielp hem om over de schok van zijn arrestatie heen te komen:

"Ik begin er psychisch weer heelemaal bovenop te komen ook psychisch doet het werk in de bibliotheek mij veel goed. Het zijn prettige menschen met wie ik samenwerk, ik heb ze allebei het vloeken moeten afleeren."

Hij probeerde zijn verblijf zo aangenaam mogelijk te maken en hield zich vast aan kleine positieve gebeurtenissen, zoals de inrichting van een nieuw boekenrek. Of een kort gevoel van vrijheid, toen men was vergeten de celdeur af te sluiten. ‘Maar al deze dingen betekenen niets vergeleken bij de groote vreugde die er zijn zal, als we weer bij elkaar zullen zijn. Och wanneer?’

Henri Pieck (1895-1972), de broer van de tekenaar Anton Pieck, tekende scherpe karikaturen van medegevangenen en het personeel. Maar de realiteit bleef bitter: ‘De Joden hebben het hier slecht, behalve de kleermaker, die wordt met allerlei vrijheden overladen.’

Het gevangenisregime en de opstand door het lied van Rosa Luxemburg.

Iedere morgen opnieuw dwong het gevangenisregime in alle vroegte de discipline bij de gevangenen af. Sommigen maakten deel uit van het systeem omdat zij waren aangewezen als Flurwärter (zaalbediende). Daar zaten goede en slechte lui tussen en Van den Bosch had het niet zo getroffen: ‘Als je in de cel zit en zo’n snaak steekt de sleutel in ’t slot, dan moet je overend vliegen en in de houding staan als hij binnenkomt’. Kleine nalatigheden en vergrijpen werden zwaar bestraft. Zo werd een loodgieter die briefjes voor de gevangenen bij zich had, verraden. ‘Spionnen lopen ook hier’, concludeerde Van den Bosch.

Tegen opstand werd streng opgetreden. Van den Bosch beschrijft dat in juli 1941 de gevangenen op een van de vleugels ‘groot kabaal hadden gemaakt’. Iemand zong een lied over de communiste Rosa Luxemburg. Dat leidde tot grote consternatie, omdat er juist een paar hoge SS -ers op bezoek waren. De gevangenen met een functie werden verantwoordelijk gesteld en er werd gedreigd met intrekking van alle voorrechten. Van den Bosch meende dat de gevangenisdirecteur gevangenis, Hans Joch, zich door de onderdirecteur had laten opstoken. De laatste was voorstander van het strenge systeem. Van den Bosch zag hem als de kwade genius: ‘een kleine Satan, die ophitst’. De zanger van het protestlied moest als straf ‘schandelijk rondkruipen op ellenbogen’.

Het geloof in het naderende einde van de oorlog

De brieven aan zijn vrouw waren een houvast in de eenzaamheid: ‘Ik heb dan het gevoel dat ik een beetje met je praat, als is het gesprek wel erg eenzijdig, want antwoord is er niet.’ Verder hield hij zich vast aan zijn geloof. De kerkgang was echter beperkt mogelijk, er was in de gevangeniskapel ruimte voor 125 man, terwijl er zeker 800 belangstellenden waren. ‘Ook de kerkgang wordt gedistribueerd’, noteerde de dominee spijtig. Verder werden de duimschroeven steeds vaster aangedraaid. Vanaf augustus was het niet meer mogelijk om de mensen te kunnen zien, vaak familieleden of vrienden, die een pakket voor een gevangene bezorgden.

In de loop van augustus 1941 schreef Van den Bosch dat hij niet meer optimistisch was en dacht dat hij nog wel de hele komende winter in gevangenschap zou moeten doorbrengen. ‘En dat het wel voorjaar of zoomer (1942) zal worden voordat de oorlog afgeloopen is. En dat alleen zal mijn bevrijding brengen.’

Van den Bosch zag scherp dat de Duitsers van plan waren om hem nooit meer vrij te laten. Hij zou alleen zijn vrijheid herwinnen, als de bezetter werd verslagen. De vraag voor hem was, wanneer God hem en zovele andere die verlossing zou willen schenken: ‘Maar Hij heeft natuurlijk Zijn voor ons onnaspeurlijke redenen om ons dit voorrecht te onthouden, hoezeer wij daarom gebeden hebben. Misschien zullen we het later weten, mogelijk ook nooit.’

Eind oktober 1941 werd ds. Van den Bosch overgebracht naar Kamp Amersfoort, waar hij op 20 maart 1942 overleed aan de gevolgen van dysenterie.


Bron:

In de archieven van het NIOD in Amsterdam worden de originele brieven bewaard die Van Den Bosch naar huis schreef tijdens zijn gevangenschap (toegangsnummer 276 ds. D.A. van den Bosch). Deze brieven aan zijn vrouw zijn overigens uitgegeven: A.M.C. van Lijnden-van den Bosch, Dominee D.A. van den Bosch (Wageningen 1946.) Met dank aan Bas von Benda-Beckmann.

Leuk artikel? Ga naar meer informatie over de serie 'Geloven in verandering' of lees het interview met Wim Deetman en Atalay Celenk.