Van Kleef & Zoon
Schiedam, Rotterdam en Delfshaven waren weliswaar de grootste producenten als het ging om de productie van sterke drank, maar Den Haag vervulde omstreeks 1850 met zijn veertien distilleerderijen in het oude centrum een vooraanstaande rol in de distillatiegeschiedenis van Nederland.
Lambertus Theodorus van Kleef
In een omgeving van opkomende industrialisering, runde Lambertus Theodorus van Kleef in 1842 aan de Lange Beestenmarkt de distilleerderij Het Anker, die daar sinds 1776 was gevestigd. Het midden van de negentiende eeuw ademde bedrijvigheid.
Lambertus had een actief leven, sinds 1795 was hij lid van de Scheveningse burgerwacht. Van 1822 tot 1828 was hij kastelein in ’t Jagertje aan de Keizerstraat in Scheveningen. Hij werd vervolgens koopman in houtwaren en daarna vond hij een bestaan als distillateur en wijnkoper bij ’t Anker aan de Lange Beestenmarkt.
Niet alleen drank
Het is 1842, Lambertus was inmiddels 69 jaar en voelde zich waarschijnlijk thuis tussen alle bedrijvigheid rond de Lange Beestenmarkt. Distillateurs stonden vanwege de uitoefening van hun beroep maatschappelijk hoog in aanzien. Van Kleef produceerde op basis van zuivere graanalcohol en natuurlijke ingrediënten vele alcoholische dranken, maar creëerde op basis van alcohol ook parfums en eau de cologne in eigen parfumflesjes. Ook verkocht hij ruwe alcohol aan lokale apothekers en schilders.
Sterke drank in het klein
Lambertus van Kleef startte een familiebedrijf. Op 28 december 1881 diende Wilhelmus Cornelis Petrus van Kleef, de kleinzoon van Lambertus, bij de gemeente Den Haag een verzoekschrift in om ‘sterke drank in het klein’ te mogen schenken in de winkel gelegen aan de Lange Beestenmarkt 73. Hij kreeg de vergunning. Van Kleef & Zoon ontwikkelde zich eind negentiende eeuw tot een bedrijf van aanzien, zowel binnen de stad als ver daarbuiten. Toen in september 1883 het eerste exemplaar uitkwam van de ‘Officieele gids der Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij’, kreeg Van Kleef telefoonnummer 1 toebedeeld.
Zwaar werk
Op 27 mei 1892 verleende de gemeente Den Haag aan distilleerderij Van Kleef toestemming tot het oprichten van een stoomketel van vijf paardenkracht ten behoeve van het verwarmen van de distilleerketel. In de omschrijving behorende bij het verzoek, staat te lezen dat de stoomketel werd gestookt met steenkolen en moest worden geplaatst op de reeds bestaande stenen vloer. De firma produceerde niet alleen, maar importeerde ook producten uit het buitenland. Er werd wijn en cognac ingekocht via Frankrijk, en vanuit Curaçao anijs- en sinaasappellikeur geïmporteerd.
Maar de roem kende ook zijn keerzijde. Het werk in de slecht geventileerde distilleerderij was zwaar. Omringd door stoom, alcohol en zwaveldampen maakten de arbeiders lange werkdagen.
Museum Van Kleef
Bij gebrek aan opvolging verkocht de familie Van Kleef in 1929 het bedrijf. Er kwamen andere eigenaren en eind jaren tachtig leek ook het doek te vallen voor de allerlaatste distilleerderij van Den Haag. In 1987 kwam het pand aan de Lange Beestenmarkt evenwel in handen van Stadsherstel Den Haag en brak er een nieuwe tijd aan. In het gebouw van de voormalige distilleerderij Van Kleef kwam nu Museum Van Kleef.
Het museum floreert als nooit tevoren. De museumwinkel ademt met zijn vele originele details de sfeer van de negentiende eeuw en is zo een passend eerbetoon aan Lambertus Theodorus van Kleef. De vriendelijke en gastvrije ontvangst en de mooie verhalen van gastvrouw Fleur Kruyt dragen op een structurele manier bij aan het behouden van dit unieke stukje historisch erfgoed binnen Den Haag.
Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.
Auteur: Idsard Bosman