Er bestaan romantische verhalen over de Hollandse graven in de elfde en twaalfde eeuw die naar Den Haag komen om daar in hun jachtslot bij de haard uit te rusten van uitgebreide jachtpartijen. De werkelijkheid was anders.

De Ridderzaal rond 1920
De Grote (Ridder)zaal met daarachter het oudste deel van het grafelijk kasteel rond 1920, fotograaf onbekend.

Vertrek uit Loosduinen

Het oudste grafelijke huis op Haags grondgebied staat niet op het huidige Binnenhof maar in Loosduinen. Het was één van de woningen die de graaf van Holland, verspreid over het graafschap, in bezit had. In het Loosduinse huis verblijft hij regelmatig tot in de dertiende eeuw. In 1186 wordt hier bijvoorbeeld de bruiloft gevierd van Dirk van Holland, de oudste zoon van graaf Floris III, met Aleid van Kleef. Ongeveer in 1230 besluit graaf Floris dat zijn Loosduinse hofkapel een klooster wordt. Daaruit blijkt dat hij toen van plan was zijn Loosduinse huis te verlaten om in de omgeving een vaste verblijfplaats te stichten. En daarmee komen we bij het begin van Den Haag. Waarom de graaf uit Loosduinen vertrekt, blijft de grote vraag. Maar ook waarom hij uitgerekend Den Haag uitkiest en niet ’s-Gravenzande, Leiden of een van de andere steden waar hij huizen bezit.

Kloostergang in de Abdijkerk in Loosduinen Dienst Stadsontwikkeling ca. 1980
Kloostergang in de Abdijkerk in Loosduinen Dienst Stadsontwikkeling ca. 1980

De oudste vermelding van Den Haag

In 1242 verblijft de toen vijftienjarige graaf Willem II in zijn huis in Den Haag en geeft er een oorkonde uit. Voor zover we weten is het de eerste oorkonde waarin de naam Den Haag (die Haga) voorkomt. Hieruit blijkt dat Willems voogden of zijn Vader Floris IV ongeveer na 1230 in 'die Haga' een huis bouwden dat in 1242 in ieder geval bewoonbaar was. Waarschijnlijk stond dat huis op de plaats waar nu de Ridderzaal staat. Mogelijk werd bij dit bouwwerk gebruik gemaakt van de resten van de hofstede van een zekere vrouwe Meilendis. Deze hofstede was in 1229 door Floris IV gekocht. Hier is geen bewijs voor omdat we niets weten over de ligging van die hofstede. We nemen wel aan dat het oudste grafelijk huis werd gebouwd op grond die ooit eigendom was van de heer van Wassenaar (als ambachtsheer).

Een dorp

De vermelding in 1242 zegt niets over de aanwezigheid van een dorp of buurtschap ‘Die Haghe’. Het betekent alleen dat er een grafelijk huis bestond. Dit lag op een omsloten bosterrein dat toen werd omschreven als ‘die Haghe’. Zekerheid over het bestaan van een ‘ambacht’ of ‘gemeente’ Den Haag hebben we pas 24 jaar later. Graaf Floris V geeft in 1276 namelijk land in pacht aan 'Bruyn uter Haghe’ en beschrijft daarbij de diensten die voor hem worden verricht door de 'buren van die Haghe', dus de inwoners van het buurtschap Den Haag. Onder dezelfde graaf Floris V werd, tussen 1276 en 1296, rondom de St. Jacobskerk een afzonderlijke parochie opgericht. Als er toen geen dorp Die Haghe had bestaan, zou de streek voldoende hebben gehad aan de kapel van Eikenduinen, die al rond 1250 door graaf Willem II was gesticht. Die kapel stond op de plek van de ruïne op het tegenwoordige kerkhof Oud-Eikenduinen. Wanneer de oudste kerk van Die Haghe werd gebouwd, is niet bekend.

Ruïne van de kerk op Oud-Eikenduinen
Ruïne van de kerk op Oud-Eikenduinen prent Aert Schouman 1749

De groei van Den Haag

Omdat er een grafelijk huis wordt gebouwd, kan het dorp zich ontwikkelen. Het huis krijgt ook nog eens meer allure doordat Floris V de Ridderzaal en de Hofkapel laat bouwen. Een grafelijke rekening uit 1316 geeft informatie over de omvang van het dorp. De graaf geeft in twee buurten ‘de Veen’ en ‘de Geest’, in totaal 253 erven uit. De namen van die buurten vinden we nog terug in de huidige ‘Venestraat’ en ‘de Geest’. AIs we uitgaan van een gemiddeld gezin van man, vrouw en twee kinderen, heeft Den Haag op dat moment ongeveer 1000 inwoners. In 1334 zijn er 310 erven uitgegeven en zijn er vermoedelijk zo'n 1240 inwoners.

Het is duidelijk waarom dorpelingen zich in ‘Die Hage’ vestigen: het grafelijk hof biedt ambachtelijk werk en ook werk op het gebied van goederenvervoer. Inwoners van het dorp leveren producten aan het hof zoals groente, vlees, melk en graan. Dit blijkt ook uit archeologisch onderzoek: tot halverwege de veertiende eeuw bevond zich ter hoogte van de tegenwoordige Annastraat nog grond waarop gewassen werden geteeld.

Ook bestuurlijk groeit Die Haghe. In het begin wordt het 'ambacht' Den Haag namens de graaf bestuurd door de 'hofmeester'. Hij is belast met de zakelijke leiding over het grafelijke hof. Recht spreken doet hij met ‘de schepenen', die de dorpsbewoners vertegenwoordigen. In 1357 wordt voor Haagambacht een eigen baljuw en schout aangesteld. Dit was een bestuursambtenaar die niet meer direct aan het hof was verbonden. Daardoor wordt Die Haghe zelfstandiger. In 1370 tenslotte is de bebouwde kom binnen het ambacht Den Haag zo groot dat Albrecht van Beieren de dorpelingen enkele voorrechten verleende. De dorpsgrenzen werden daarbij exact vastgelegd. De eerste ontwikkeling van Den Haag is daarmee afgerond.

Het grafelijk kasteel in de tijd van Floris V
Het grafelijk kasteel in de tijd van Floris de V. Het is niet duidelijk of het hele complex echt ommuurd is geweest. Uitsnede uit een prent van Mensing. Datering onbekend.