Als je kijkt naar een kaart sta je er waarschijnlijk niet eens bij stil: de oriëntatie. Als je je inderdaad afvraagt wat dat is: dit betekent welke windrichting er bovenaan de kaart staat. Voor de meesten onder ons betekent dit vaak het noorden. Alle andere windrichtingen bovenin komen op ons over als ‘verkeerd’, of ‘ondersteboven’, maar zo verkeerd zijn die andere oriëntaties helemaal niet als je erover nadenkt.

 Facsimile uitgave 1951 van decoratieve kaart van Holland oorspronkelijk uit 1608 met stadsprofielen door Claes Jansz. Facsimile uitgave 1951 van decoratieve kaart van Holland oorspronkelijk uit 1608 met stadsprofielen door Claes Jansz.

De windrichting bovenaan de kaart

Welke windrichting bovenaan staat, is erg afhankelijk van een aantal factoren, maar waarom kiezen wij dan massaal voor het noorden bovenaan? Daar zijn inmiddels al behoorlijk wat discussies over gevoerd in de wereld van de historische cartografie. Het simpelste antwoord hierop is dat het een kwestie van gewenning is. De meeste papieren kaarten die wij onder ogen krijgen, zijn in Europa of Amerika geproduceerde, moderne kaarten. Hoewel er nooit iemand is geweest die heeft bepaald dat het noorden nu eenmaal bovenaan moet, is dit vanaf de 16e eeuw geleidelijk gebruikelijk geworden. Op het noorden georiënteerde kaarten zijn voor ons zodoende het herkenbaarst.

Waarom een kaartenmaker in enkele gevallen kiest voor een andere oriëntatie, ligt eerst en vooral aan de functie van een bepaalde kaart. Routekaarten kunnen bijvoorbeeld de bestemming bovenaan hebben. Je reist immers ergens naartoe waardoor je bestemming zich meestal vóór je bevindt. Objecten die op de kaart zijn weergegeven, zoals een afslag, bevinden zich in het echt dan ook aan je rechter- of linkerhand. In de 21e eeuw draaien kaarten op je navigatiesysteem of smartphone gewoon met je mee, maar vroeger was zo’n routekaart erg handig voor reizigers.

Papier was kostbaar 

Kaartenmakers moesten natuurlijk ook geld verdienen. Tot aan de Industriële Revolutie was papier relatief duur en wilde men zoveel mogelijk afbeelden op een vel. Gebieden werden daarom passend afgebeeld zodat men zo weinig mogelijk papier verspilde aan het afbeelden van water. 
Dit geldt zeker voor kaarten die gemaakt zijn om in te lijsten en dus goed verkopen. Aangezien kaartbladen vaak breder waren dan lang, werd Holland in de Gouden Eeuw vaak afgebeeld met het westen bovenin. 

Dit hele verhaal is ook van toepassing op de stadskaarten van Den Haag. Deze zijn zelden op het noorden georiënteerd, maar eerder op grofweg het noordwesten. Echter zijn ook hier weer twee stijlen in te onderscheiden. 
Ten eerste is er de zogenaamde ‘kustlijnoriëntatie’. Hiermee komt de kustlijn van de Noordzee als een rechte streep bovenin te staan en kan het grootste deel van het papier gebruikt worden voor de weergave van de stad. 

Plattegrond van s Gravenhage uit 1949. Met linksonder een inzetkaart van Delft. Vervaardiger Falkplan B.VPlattegrond van s Gravenhage uit 1949. Met linksonder een inzetkaart van Delft. Vervaardiger Falkplan B.V

Hofvijver als oriëntatie

Een tweede, vaker voorkomende manier is de oriëntatie aan de hand van de Hofvijver. Hierbij wordt de Hofvijver aan de zijdes van de Lange en Korte Vijverberg, en daardoor het bijna gehele Haagse stratenpatroon, recht afgebeeld. Het stuk Noordzee dat hiermee linksboven een ‘leeg’ stuk papier oplevert geeft dan ruimte voor allerlei gegevens als titel, schaal, drukker en niet te vergeten de kompasroos die in dit geval naar rechtsboven wijst.

Stadskaart van Den Haag negende druk. Uitgave van de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te 's-Gravenhage, Scheveningen en Omstreken. Uitgever H. van DiehlenStadskaart van Den Haag negende druk. Uitgave van de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te 's-Gravenhage, Scheveningen en Omstreken. Uitgever H. van Diehlen

Toegegeven: uitzonderingen zijn er altijd. Neem bijvoorbeeld de kaarten die vervaardigd zijn door de Topografische Dienst. Aangezien zij het gehele land in kaart brengen, is er weinig ruimte voor uitzonderingen en moeten alle bladen voldoen aan dezelfde schaal en oriëntatie.

Rest ons nog de vraag waarom de kustlijn dan altijd bovenin staat en niet onderin. Zo komen we toch weer uit bij de routekaarten. Mensen die de stad benaderen komen meestal vanaf land en kijken dus in de richting van de zee. Voor de Scheveningers zal dat anders zijn. Zij bekijken de stad immers met de Noordzee in de rug. Een kaart van Den Haag die in Scheveningen is vervaardigd zal zo misschien ‘ondersteboven’ worden afgebeeld. Zo’n kaart hebben wij echter nog niet ontdekt.


 Auteur: Joos Fassaert