De eerste verkeerstuin van Nederland
Wie verkeerstuin zegt, denkt meteen aan Assen. Toch was Den Haag in 1954 de eerste stad in Nederland met een verkeerstuin. De toenmalige voorzitter van de Haagse Commissie voor Veilig Verkeer Rijsdorp ging in zijn openingstoespraak zelfs nog verder met de woorden “dit is een primeur voor West-Europa”. De verkeerstuin was gelegen aan de Hemsterhuisstraat achter het Museum voor het Onderwijs. In 1962 ontstonden er plannen voor een tweede verkeerstuin.
Verkeerstuin Hengelolaan, 1975, maker Stokvis
Cadeau van aannemingsbedrijf
In dat jaar vierde de N.V. Verenigde N.B.M-bedrijven haar 60-jarig jubileum. Ter gelegenheid hiervan kreeg Den Haag een verkeerstuin aangeboden van de dochtermaatschappij, N.V. aannemingsbedrijf N.B.M. Zaandam, die al meer dan 40 jaar wegwerkzaamheden in Den Haag uitvoerde.
De Haagse gemeenteraad vond dit een aantrekkelijk idee uit het oogpunt van verkeersonderwijs en recreatiemogelijkheden voor de jeugd en besloot hieraan medewerking te verlenen door een terrein ter beschikking te stellen aan de Hengelolaan in de wijk Morgenstond.
De samenwerkingen breidde zich uit
De firma H. van der Heiden, die een aantal benzinestations in Den Haag exploiteerde, vierde haar 50-jarig bestaan en wilde eveneens bijdragen aan de totstandkoming van de verkeerstuin. In samenwerking met Caltex Nederland zorgde deze firma voor 12 trapauto’s, 10 fietsen en een benzinestation. De verkeersborden waren een geschenk van Metaalindustrie J. van Nieuwenhuyzen. De Nederlandse Spoorwegen zorgde tot slot voor een spoorwegovergang met bomen. Verder bezat de tuin een instructielokaal, een dienstgebouw en een verkeerstoren voor de bediening van de verkeerslichten.
Feestelijke opening
Op 13 april 1965 vond de officiële opening plaats. Voor die gelegenheid waren twee buitenlandse verkeersagenten overgekomen. Een Londense bobby en een Parijse flic hielden het verkeersgedrag van de bezoekers van de verkeerstuin nauwlettend in de gaten. Zij slingerden overtreders genadeloos op de bon, zoals we op de foto kunnen zien. Het arme kind, dat nauwelijks in de trapauto past, wordt vermanend toegesproken door de bobby. We hopen maar dat hij doorhad dat het meisje wel degelijk aan de juiste kant van de weg reed.
Engelse bobby slingert bestuurder op de bon, 1965, Fotoburo Meyer
In het begin verzorgde personeel van de Haagse verkeerspolitie de lessen in de verkeerstuin. Door personeelstekort bij de politie kwam hieraan in 1971 een einde. Vervolgens namen klasseleerkrachten de lessen zelf ter hand. Dit bleek evenwel geen succes. In een nota van de toenmalige wethouder lezen we dat dit niet kwam door gebrek aan hun inzet en kwaliteit, maar door de inhoud van de lessen. Aan de leerlingen werd namelijk in de meeste gevallen het bezoek aan de verkeerstuin als iets leuks gepresenteerd (“en elk kind mag dan ook een keertje in een trapautootje rijden!”), waardoor het meer op een uitstapje naar een speeltuin leek. Hierdoor was de les pas “geslaagd” als ieder kind zijn of haar “auto-beurt” had gehad, terwijl voertuigbeheersing niet tot het “verkeersbeïnvloedingsprogramma” voor deze leerlingen behoorde.
In 1976 stelde men het verkeersonderwijs met behulp van een verkeerstuin voor het eerst ter discussie.
Onderzoeken van professor Sandels, een kinderspychologe uit Zweden, wezen eerder al uit dat het effect van lessen in een verkeerstuin twijfelachtig was. Verder bepaalden capaciteit en openingstijden de lage frequentie waarmee de leerlingen de verkeerstuin konden bezoeken. Vanaf 1 september 1976 was de verkeerstuin alleen nog open voor leerlingen van het buitengewoon lager onderwijs.
In 1982 kwam een einde aan de onderwijsbestemming en werd de tuin overgenomen door de Stichting Haagse Jeugdverblijven.
Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.
Auteur: Henk Duits