Op 19 mei 1944 werden 245 Sinti en Roma vanuit kamp Westerbork gedeporteerd. Van hen overleefden slechts 31 de oorlog. We spraken met Josephine de Roode-Weiss, een Sinti uit een bekende circusfamilie, over cultuur, gebruiken en de gevolgen van de oorlog.

Familiefoto Josephine de Roode-Weiss

Een filmfragment. Enkele seconden lang zie je het gezicht van een jong meisje tussen de schuifdeuren van een wagon, voordat de trein naar Auschwitz vertrekt. Wij weten wat haar te wachten stond, zij wist het niet. Dit meisjesgezicht met hoofddoekje is een van de indringendste beelden van de Shoah. Maar pas in 1995 ontdekte de Haagse journalist Aad Wagenaar dat het ging om Anna Maria (Settela of Blieta) Steinbach. Zij was één van de 245 ‘zigeuners’ die op 19 mei 1944 vanuit kamp Westerbork werden gedeporteerd.  

Vervolgen en vernietigen

De bezetter wilde de Joden vervolgen en vernietigen, daarna kwamen de ‘Zigeuners’ aan de beurt. In juni 1943 kwam de maatregel tot gedwongen vestiging op verzamelkampen en op 1 juli het Trekverbod. Het leidde tot extra inschrijvingen in het Haagse bevolkingsregister. Enkele families mochten blijven in woonwagens op de Veenkade als zij zich bij de politie lieten registreren als ‘zigeuners’. Op 14 mei 1944 kregen de Nederlandse politiekorpsen van de bezetter de opdracht om alle personen die ‘het kenmerk der zigeuners bezitten’ te arresteren.

Westerbork en Auschwitz-Birkenau

Op 16 mei 1944 werden 577 Sinti, Roma en woonwagenbewoners (reizigers) naar Westerbork afgevoerd. Ongeveer 200 woonwagenbewoners werden vrijgelaten. Ruim 50 Sinti en Roma hadden een paspoort van een neutraal of geallieerd land en mochten ook vertrekken. De overige bijna 250 Sinti en Roma werden in het strafgedeelte van het doorgangskamp Westerbork vastgezet. De voorbereiding op het deportatietransport van 19 mei 1944 werd door de Joodse kampgevangene Rudolf Breslauer (1903-1945) in opdracht van de kampcommandant gefilmd. Daarom is nu het beeld van Settela in het geheugen van velen gegrift.

Na aankomst in Auschwitz-Birkenau werden de Sinti en Roma in het Zigeunerlager ondergebracht, dat eind juli 1944 werd ontruimd. Zij die konden werken, werden naar andere kampen als dwangarbeider gebracht. De anderen werden vergast. Van de 245 uit kamp Westerbork weggevoerde Sinti en Roma overleefden slechts 31 de oorlog. Anna Maria (Settela of Blieta) Steinbach werd begin augustus 1944 in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.

Het verhaal van Josephine de Roode-Weiss

We spraken met Josephine de Roode-Weiss, een Sinti uit een bekende circusfamilie. In haar familie komen muzikaliteit en het circusartiestendom samen: haar moeders grootvader dreef met andere familieleden het circus Mullens. Tot haar 19de was haar moeder slangenmens en ook Josephines zuster trad als kind op als slangenmens. Haar vader was een getalenteerd bassist, hij speelde vaak in het orkest van Tata Mirando (Josef Weiss). Josephine is 64 en woont met haar echtgenoot in een Haagse straat met een gezellige voortuin.

“We verhuisden toen ik drie jaar oud was met de wagens vanuit Enschede naar Scheveningen. De familie verspreidde zich daar langs de Loggerstraat, de Pinkstraat en de Havenkade. Mijn ouders zijn voor mijn geboorte gescheiden en toen is mijn moeder met ons alleen verhuisd. Mijn moeder had het niet gemakkelijk Ze vond mijn tweede vader in Scheveningen, en hij had ook nog vier kinderen. Maar die konden er wel bij. Je deelt in onze cultuur wat je hebt. En nee, ik heb mij nooit gediscrimineerd gevoeld. Eigenlijk was ik wel trots op mijn afkomst. Je voelt je ook wel sterk, als er ruzie was met vervelende kinderen, sloeg ik ze weleens een blauw oog. Je hoorde dan weleens het scheldwoord ‘vuile zigeuner’ maar ik was nooit bang. En we werden ook vriendjes met kinderen uit de klas. In Scheveningen had je verschillende families zoals de ‘braukoppen’ (zeelui). Daar gingen we als kinderen wel mee om, maar je bleef toch de buitenstaander. We mochten echt niet boven in de kamer komen. Ze zien ons toch als dievenvolk. Dat vonden we raar.”

Zondebokken in crisistijden

Al vroeg werden ‘zigeuners’ beschuldigd van diefstal. Eerst werd over hen geschreven in het Deventer van 1420, waarna de verbazing over deze migranten plaats maakte voor ergernis. Ze krijgen de schuld van vermogensdelicten, niet is vast te stellen of dit terecht was. Buitenstaanders worden in crisistijden al gauw zondebokken. Vanaf 1500 ontvluchtten velen de vervolging en verdrijving, zodat er tussen 1730 en 1870 geen ‘zigeuners’ in Nederland waren.

Cultuur en gebruiken van de Sinti

Josephine de Roode-Weiss:

"Onze cultuur is heel anders dan die van burgers. Het is een beetje geheim. Er zijn regels waar je je aan moet houden die met de cultuur te maken hebben. Het gaat vooral om respect hebben voor ouderen en voor elkaar. En als iemand iets fout doet, dan heeft dat bepaalde gevolgen. En ja, we hebben allemaal nog andere namen in onze eigen taal. Niemand mag de echte namen weten. Die hebben allemaal een bijzondere betekenis. Foto’s van onze families mogen eigenlijk niet in burgerhanden vallen. Daarom verbranden we vaak foto’s als iemand overlijdt.

Soms gebeurt het nu nog dat een meisje met 16 of zo ‘wegloopt’ met een jongen. Als je weggelopen bent en terugkomt, ben je getrouwd in onze cultuur. Je krijgt dan een wagen met alles erop en eraan. Met 16 jaar komt dat misschien nog voor, maar de meesten zijn nu wel ouder, hoor.

Vrouwen zorgen echt voor het gezin, het is best traditioneel verdeeld allemaal. Vroeger mochten we echt geen korte broek of rok aan, uit respect naar opa, vader of ooms, maar daar zijn we nu in versoepeld. Paarden zijn voor ons nog steeds edele dieren en bijna heilig in onze cultuur. Ze trokken vroeger immers de woonwagens."

Zeker niet iedereen die in een woonwagen woont, is een Roma of Sinti. Het verschil zit hem in de afkomst en de cultuur. De afkomst is nauwelijks vastgelegd en de cultuur wordt vooral mondeling overgeleverd. Bepaalde gebruiken en benamingen mogen niet aan de buitenwereld, de ‘burgers’, bekend worden gemaakt.

De ‘zigeuners’ vallen uiteen in stammen wat soms heeft geleid tot onderlinge rivaliteit, ook tussen de Roma en Sinti. Over de vroegste geschiedenis van de Sinti en Roma is weinig opgeschreven. Wel is duidelijk dat de Roma zich vooral in het verarmde Oost-Europa hebben gevestigd en dat de Sinti in West-Europa terecht zijn gekomen.

Het pijnlijke zwijgen over de oorlog

De vervolging en de deportaties hebben bij de oude generatie diepe geestelijke wonden veroorzaakt.

Josephine de Roode-Weiss: "Veel oude mannen drinken te veel. Ze hebben echt trauma’s van de oorlog. Ze hebben vaak in de rats gezeten, daar wordt niet veel over gesproken. Mijn vader hoorde steeds stemmen op zolder. Hij maakte dan mijn moeder wakker. En moeder hoorde niets, met als gevolg dat hij agressief werd, want hij hoorde het wel."

De oorlog heeft nog steeds gevolgen. "Je hoort als Sinti niet te werken bij de politie of het leger. De politie heeft toen ons volk verraden en het leger heeft daar niets tegen gedaan."

Twee jaar geleden was in Auschwitz een herdenking van de ‘vergeten Zigeuner-Holocaust’. Josephine de Roode was erbij. “Dat was echt gênant. Moesten de overlevenden, en wij als nabestaanden weer urenlang staan in de felle zon, net zoals de zigeuners die precies op die plek vermoord werden. Terwijl de bobo’s lekker zaten te herdenken onder grote zonneschermen. Dat kan toch niet. Ik ben er nog boos over.”

Sommige familieleden spellen de achternaam Weiss met dubbel-s, anderen met één s. “Na de oorlog werd onze familienaam in Duitsland veranderd, maar mijn vader heeft er niet aan meegedaan."

De positie in de naoorlogse maatschappij

Josephine de Roode-Weiss:

“Als kind leefden we echt in armoede. Als families help je elkaar, met eten en zo. Ik kook nog altijd steeds teveel, ook voor de buurman en iemand die toevallig langskomt. In onze cultuur maak je veel ‘Klösse’ (een soort meelballen uit de Oost-Europese keuken), vaak met pittige stoofpotjes. Toen we in Scheveningen stonden, kregen we van de gemeente eens per jaar nieuwe schoolkleren. Je kon in de klas dus goed zien wie arm was, als je daar met je nieuwe kleren stond. En de kerk kwam ook langs met kerstpakketten, dat was echt leuk. In de wagen was er een slaapkamer voor de kinderen, we lagen met 7 kinderen in een breed stapelbed. In het tussenstuk van de wagen was dan een klein keukentje, met een tafel, en onze ouders lagen voor op de grond op matrassen. Maar we vonden dat allemaal niet erg. Al was het wel ontzettend fijn toen we in een huis kwamen met een douche erin. Vroeger ging je toch ergens langs het water staan, waar je je kon wassen.

Heel belangrijk is Mink Alblas voor ons geweest, de clubleider bij de Jeugdhaven. Mijn broers en stiefbroers gingen veel dagjes met hem uit. Mink heeft mooie albums met foto’s gemaakt, die bewaard zijn gebleven.

We hebben het goed gedaan. Mijn broers en zuster zijn na school goed terechtgekomen en hebben van hun 15e/16e altijd gewerkt."

De nieuwe generatie heeft zich goed aangepast:

“Onze kinderen werken allemaal in de burgermaatschappij. Ze hebben hun middelbare en vervolgopleiding succesvol afgerond, van MBO tot universitair. Daar zijn we heel trots op, of ze nu handarbeider of accountmanager zijn. De dochter van mijn zus wil niet geassocieerd worden met haar afkomst vanwege haar topfunctie in het bedrijf. Ik zou super trots zijn als ik zo’n hoge baan zou hebben, ik zou juist melden dat ik een Sintezza was!”

Armoede speelt nog steeds bij Sinti en Roma, die niet de stap naar de burgermaatschappij hebben gemaakt. Sinds de oorlog is hun sociale positie gemiddeld genomen verbeterd, maar vergeleken met de rest van de bevolking zijn er achterstanden, met negatieve gevolgen voor de gezondheid. Te weinig Roma en Sinti nemen deel aan het hoger onderwijs. Bij sollicitaties ervaren zij nog steeds discriminatie. Het wantrouwen naar de overheid en andere officiële instanties is groot.

Altijd Sinti in je hart, ook al is de wereld veranderd

Ook al woont Josephine niet meer in een wagen, in haar hart is ze nog steeds een Sinti, de gastvrije cultuur is diep in haar geworteld: “Ik kan nog boos worden als mensen nu ergens in een flatje zeggen dat iemand niet mag blijven slapen. Er is altijd ruimte voor iedereen.”

En ook het ongebonden rondreizen zit haar nog in het bloed: “Het is toch de vrijheid, dat blijft in je zitten. Ik wil nu ook steeds nog met de caravan erop uit. En je gaat steeds familie opzoeken die nog in de wagen zit. De gemeente heeft nu de wagenbewoners door de hele stad verspreid. Familie van ons woont daar bij Kijkduin, dat is echt op stand.”

De wereld is wel sterk veranderd. “In de kampen zitten nu veel reizigers, dat zijn geen zigeuners. En het is waar, soms wonen daar criminelen tussen, onder de reizigers. Vaak autohandelaren, of schaarslijpers, of mensen die aan deuren venten. Vroeger stonden de Roma bovenaan de sociale ladder, maar dat is echt veranderd. Nu staan de Sinti bovenaan.”

Kenmerkend in het gesprek met Josephine, waarin vervolging en armoede een belangrijke rol spelen, is de trots op de eigen cultuur en de fiere aanvaarding van het ‘anders’ zijn: ‘"Sinti komen uit India, wist je dat? Er wordt nu steeds meer onderzoek gedaan in India, hoe de routes liepen van onze voorouders. Ik hoorde van familieleden dat ze vrouwen in dorpen in India tegen waren gekomen, die als een druppel water op henzelf leken. Dat is toch bijzonder!"

Een betere omschrijving van menselijke veerkracht kun je niet geven.