Ouders houden tegenwoordig meer van hun kinderen dan vroeger. Tenminste, dat willen sommige media ons doen geloven. Er wordt zelfs al gesproken van 'hyperouders', ouders die hun kinderen te beschermd opvoeden of te veel aandacht geven. Ouderliefde is meetbaar en kan door de tijd heen toenemen, zo is hier blijkbaar de impliciete veronderstelling.

Kleine volwassenen

Helemaal uit de lucht gegrepen is zij niet. Met name Franse historici hebben intensief gedebatteerd over de stelling dat liefde van ouders voor hun kinderen pas na de Middeleeuwen zou zijn ontstaan. Tot dan toe zouden ouders hun kinderen slechts als kleine volwassenen hebben gezien, die vooral een economisch doel dienden: de oudedagsvoorziening. Ouderliefde zou in de betere kringen zijn ontstaan.

1906, Litho van Lankhout uit Den Haag1906, Litho van Lankhout uit Den Haag

Eerste dierenasiel van Nederland

Minder omstreden is de stelling dat de relatie tussen mens en dier zich op een vergelijkbare manier ontwikkelde. Ging men er lange tijd van uit dat het dier vooral geschapen was ten dienste van de mens, in de negentiende eeuw kwam de gedachte op dat de christelijke barmhartigheid zich ook diende uit te strekken tot dieren. Zo kwam het dat Den Haag in 1877 het eerste dierenasiel van ons land kreeg. En net als met de ouderliefde het geval was, ontstond ook de dierenliefde in de betere kringen. Het Haagse toevluchtsoord voor dieren werd opgericht door een aantal adellijke dames.

Het asiel ving zwerfhonden op en later ook andere dieren, het spande zich in voor deze dieren nieuwe eigenaren te vinden en het bood een tijdelijke opvangplaats voor dieren waarvan de eigenaar enige tijd van huis was. De indruk moest zeker niet zijn dat er alleen verwilderde zwerfhonden zaten: “Men geloove vooral niet, dat slechts het uitvaagsel van ’t hondendom in een asyl te vinden is”, zo lezen we in een publicatie uit het oprichtingsjaar. Ook het asiel kende zijn rangen en standen.

De dieren zelf waren in het geheel niet standsbewust en dus ging het wel eens mis. Zo had de secretaris van de Nederlandse Teckel en Bassetclub zijn rashond enige tijd in het asiel in bewaring gegeven, onder de uitdrukkelijke waarschuwing dat het beest loops was. Niet lang nadat hij het had thuisgehaald, bleek het toch zwanger. De secretaris sprak er schande van en eiste een fikse schadevergoeding. Immers, zo vreesde hij, nu het eenmaal gedekt was door een zwerfhond, zouden alle toekomstige worpen van het teefje gelijkenis vertonen met die zwerfhond!

Nieuwe Haven 71-73, interieur van het dierenasiel in 1947, maker: Fotopersbureau Van den Heuvel Nieuwe Haven 71-73, interieur van het dierenasiel in 1947, maker: Fotopersbureau Van den Heuvel

Hondsdolheid

Het asiel ontving ook door de politie gevangen of in beslag genomen honden, en kreeg daarvoor een jaarlijkse subsidie. Na een geval van hondsdolheid in het asiel eiste de gemeente echter een grondige verbouwing van de opvangruimte. Toen het asiel daartoe niet in staat bleek, stopte de gemeente zowel de subsidie als het aanbieden van de 'politiehonden'. Herhaalde verzoeken om honden en subsidie terug te krijgen liepen op niets uit. Wel was de gemeente bereid tegemoet te komen aan de grief van het asiel tegen de praktijk om gevangen honden na enkele dagen gezamenlijk te verdrinken in een mand. Het asiel vond dit 'inhumaan', en het gemeentebestuur was het daarmee eens. Voortaan zouden de honden één voor één worden verdronken.

De negentiende eeuw liep ten einde. De explosieve groei in de liefde van mensen voor hun dieren moest nog beginnen.


Dit artikel is onderdeel van een reeks artikelen gepubliceerd in Den Haag Centraal, geschreven door (oud) medewerkers van het Haags Gemeentearchief.

Auteur: Hans Peter Ros