Stadsdeel Centrum, hartje Den Haag
De oudste archeologische vondsten in Den Haag zijn gedaan in de omgeving van het Binnenhof en dateren uit circa 3000 v.Chr. De basis voor het Den Haag van nu werd gelegd in 1230. Floris IV, graaf van Holland, kocht een ‘hof’ in een gebied dat bekend stond als Die Haghe. Hij begon met de bouw van een eigen hof, dat uitgroeide tot het Binnenhof dat we nu kennen. Het hof in Die Haghe werd de vaste plek waar de graven van Holland verbleven. En daarmee veranderde Den Haag ook in een bestuurscentrum, want die Hollandse graven namen ambtenaren mee. Voor de graaf en zijn gevolg moest natuurlijk gezorgd worden, en dat betekende dat er steeds meer mensen in het gebied kwamen wonen. In de omgeving van het hof ontstond een klein dorp, Die Haghe of 's-Gravenhage, tegenwoordig Den Haag. Nu omvat stadsdeel Centrum nog maar een deel van de stad. Naast het Oude Centrum zijn de Archipelbuurt, Kortenbos, Rivierenbuurt, Schilderswijk, Stationsbuurt, Transvaalkwartier, Willemspark en Zeeheldenkwartier onderdeel van dit stadsdeel.
Archipelbuurt
Tussen 1865 en 1890 is de Archipelbuurt aangelegd op het voormalige landgoed Duinweide. Veel huizen zijn gebouwd in de neorenaissance-stijl die aan het eind van de 19e eeuw zeer populair was in Nederland. De Balistraat en de Sumatrastraat zijn als eerste aangelegd. Daarna werd het gebied westelijk van de Bankastraat van een stratenplan voorzien en vervolgens de overige gebieden tot aan de Koninginnegracht. De wijk kent een aantal, op binnenterreinen gelegen, arbeidershofjes.
In de breed aangelegde straten met monumentale bebouwing en in het Prinsevinkenpark is de woonfunctie tegenwoordig voor een groot deel vervangen door kantoren. De Javastraat, oorspronkelijk een specifieke woonstraat, is tussen het Nassauplein en de Koninginnegracht deels veranderd in een winkelstraat. Het lage deel van de Bankastraat is de belangrijkste winkelstraat in de wijk.
Op verschillende plaatsen in de wijk is bebouwing van na 1945 aanwezig. In de Riouwstraat tussen Borneostraat en Bankaplein en op de locatie van het huidige kantoor van de Nationale Investeringsbank aan het Carnegieplein is door oorlogsgeweld in de Tweede Wereldoorlog de oorspronkelijke bebouwing vernietigd.
Op het voormalige exercitieterrein van de Alexanderkazerne verrees tussen 1947 en 1953 het stadhuiscomplex van architect J.B. Luthmann (ontwerp 1935) en pal daarna is het hoofdbureau van politie naar ontwerp van architect W.S. van der Erve (1954-1959) gebouwd. In 1971 werd de Alexanderkazerne aan de overkant van de Burgemeester Patijnlaan gesloopt om in 1973 plaats te maken voor het Couperusduin; het oudste woningcomplex naar ontwerp van architect Sj. Schamhart.
Het later gebouwde deel van het duin is uit 1982 naar ontwerp van architect C. Weber.
Na afbraak van het stadhuis, in de tweede helft van de jaren negentig, werd op deze plaats een complex appartementsgebouwen, in eclectische stijl, gebouwd naar ontwerp van de Spaanse architect Ricardo Bofill.
Willemspark
Het Willemspark, aangelegd rond Plein 1813 is de eerste formele Haagse stadsuitbreiding buiten de singels, in de 19de eeuw. Koning Willem II liet hier tijdens zijn koningschap een landschapstuin aanleggen en langs de Nassaulaan bouwde hij een manege (in 1853 verbouwd tot kerk), met aan beide kanten 22 woonhuizen. Koning Willem III verkocht het park in 1855 voor 45.000 gulden aan de gemeente Den Haag.
Gemeentearchitect W.C. van der Waeyen Pieterszen ontwierp een eerste plan voor het villapark dat de naam Willemspark zou krijgen. De planmatige aanleg van het villapark is gebaseerd op een bijna recht assenkruis van twee lanen met op de kruising het ruime ovale Plein 1813. Bij het ontwerp was al uitgegaan van de plaatsing van een nationaal gedenkteken op dit plein. Plein 1813 herdenkt de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden. De oorspronkelijke woonfunctie van het Willemspark is grotendeels vervangen door kantoren. Een aantal villa’s doet dienst als ambassade.
Het flatgebouw uit 1930 op de hoek Zeestraat-Javastraat van de hand van architect A.H. Wegerif vormt een stijlbreuk met de schaal en structuur van het Willemspark, maar de bijzondere kwaliteit van de architectuur en de vrije situering in een hoogwaardige tuinaanleg sluiten wel goed aan bij het karakter van de wijk.
Het zwembad Mauritskade uit 1883 werd in 2007 afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw van Ceasar Fitness & Spa Resorts.
De Zwembadbrug, die over de singel toegang tot het zwembad gaf, werd gebouwd door de Haagse IJzergieterij "De Prins van Oranje" in 1882 en is een Gemeentelijk monument. Deze is bewaard gebleven.
De Frederikskazerne werd gebouwd in 1770 langs het verlengde van de Denneweg. Deze straat heet sinds 1843 Frederikstraat. Tot het tweede kwart van de 19e eeuw was de Frederikskazerne het enige bouwwerk van betekenis in dit gebied. In 1830 werd begonnen met het Kanaal, het doortrekken van het water van de Prinsessegracht richting Scheveningen. Dit was een belangrijke ontwikkeling voor de wijk. Verschillende particuliere bouwgrondmaatschappijen bouwden in deze buurt huizen. De Frederikskazerne is in 1969 gesloopt, waarna op deze locatie flats en winkels zijn gebouwd.
Het gebied tussen Koninginnegracht en Hooigracht vormt historisch gezien geen onderdeel van het oude centrum. De 17de-eeuwse singelomgrachting volgt vanaf de Mauritskade het water van de Hooigracht en het Smidswater. Al in de 18de eeuw werd met het doortrekken van de Prinsessegracht tot aan de Houtweg een min of meer rechthoekig terrein buiten de singelgrachten uitgelegd en bebouwd. Dit is de Nieuwe Uitleg.
Een vergelijkbare situatie deed zich voor toen omstreeks 1830 de Prinsessegracht richting Scheveningen werd verlengd. Deze uitleg werd na het midden van de 19de eeuw uitgevoerd en wordt omsloten door de Dr. Kuyperstraat, Koninginnegracht, Houtweg en Hooigracht. Het heeft bijna dezelfde stedenbouwkundige opzet als de Nieuwe Uitleg met aaneengesloten bebouwing langs de grachten. De erven komen uit op een ‘koetshuizenstraat’ zoals bijvoorbeeld de Laan van Roos en Doorn en de Jan Evertstraat.
Het Oude Centrum
Het hart van Den Haag wordt gevormd door het Oude Centrum. Een groot deel van het Oude Centrum komt al voor op de oudste topografische kaart van Den Haag die bewaard is gebleven, die van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560.
Aan het eind van de 16e eeuw gaf de vestiging van de regeringsorganen van de jonge republiek een belangrijke impuls aan de groei van Den Haag. Tussen de in 1614/16l5 gegraven Bierkade en de Nieuwe Kerk (gebouwd tussen 1649 en 1656, architect Pieter Noorwits, geassisteerd door Bartholomeus van Bassen) lag in het begin alleen weiland. Rond 1625 werd hier begonnen met de aanleg van de Amsterdamse Veerkade. In 1640 werd de Amsterdamse Veerkade verlengd met de Stille Veerkade. De Amsterdamse Veerkade bleef met het Spui het belangrijkste centrum voor de beurtvaart, zoals de Wagenstraat voorlopig de toegangsweg bleef voor het verkeer over land.
De groei van Den Haag vertoonde in het algemeen een logisch patroon. Geleidelijk breidde de bebouwing zich vanuit het centrum in zuidelijke richting uit naar de singels en in westelijke richting naar de Prinsegracht en de Zuidwal.
De geleidelijke groei van Den Haag in de 17e en 18e eeuw versneld in het midden van de 19e eeuw als gevolg van de industriële revolutie. De bevolkingsdichtheid in Den Haag verdubbelde tussen 1729 en 1890 ruim (van 220 naar 500 mensen per hectare). Deze opeenhoping van mensen en de daarmee samenhangende gebrekkige hygiënische omstandigheden waren natuurlijk weinig bevorderlijk voor een goed woonklimaat. Het stadsbestuur maakte zich al langer zorgen over de vervuiling van de grachten. Het nauwelijks stromende water moet een onbeschrijflijke stank hebben verspreid. Burgemeester en wethouders besloten in de loop van de negentiende eeuw om verschillende grachten te dempen: eerst de Lange Gracht (nu Gedempte Gracht) en de Anthonis Burgwal (nu Gedempte Burgwal). En later werden ook het Spui en de oostelijke zijhavens, de Lutherse Burgwal, de Paviljoensgracht, de Brouwersgracht, de Prinsegracht, de Amsterdamse- en de Stille Veerkade gedempt.
Het verlies van de haven- en scheepvaartfunctie van de grachten was achteraf onvermijdelijk door de schaalvergroting in het scheepvaartverkeer en de opkomst van de moderne transportmiddelen zoals het treinverkeer. De opening van het H.IJ.S.M.-station in 1843 (Hollands Spoor) is voor de bedrijvigheid in de omgeving van groot belang geweest. In deze tijd bleef de Wagenstraat, die bijna recht op het station uitkomt, een belangrijke verkeersroute en winkelstraat.
We kunnen het ons nu niet meer voorstellen maar tot begin jaren twintig van de vorige eeuw was het centrum van Den Haag een wirwar van smalle straatjes en slopjes, zoals het nu nog bestaande Kissemstraatje. In 1924 werd de Grote Marktstraat aangelegd. Een brede verkeersdoorbraak, dwars door dat oude centrum. Deze doorbraak was bedoeld om ruim baan te geven aan het toenemende verkeer. Bijkomend voordeel was dat hierdoor ook een aantal slechte woningen gesloopt werd en grote warenhuizen zich langs de nieuwe weg konden vestigen.
Na de Tweede Wereldoorlog was het gebied rond het Spui een verpauperde omgeving en tot ver in de jaren '70 werd er gesloopt en gebroken. De bouw van de twee ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en de aanleg van het Prins Bernhard viaduct was een aanzet tot de verbetering van de leefomgeving. De bouw van de theaterzalen voor het Residentie Orkest en het Nederlands Danstheater, in de jaren 1980, waren de aanzet tot verdere revitalisering, die afgerond werd met de bouw van het huidige stadhuis van Den Haag aan het Spui in 1995, naar ontwerp van de Amerikaanse architect Richard Meier. In dit stadhuis zijn ook de Bibliotheek Den Haag en het Haags Gemeentearchief gevestigd.
In 2004 ging de tramtunnel open en sindsdien rijden de lijnen 2,3,4 en 6 vanaf het Centraal Station onder de Grote Marktstraat door en komen ze weer bovengronds bij de Brouwersgracht.
In 2014 startte de definitieve herinrichting van de Grote Marktstraat als voetgangersgebied met fietspad. In 2016 is deze herinrichting afgerond. Verlichting en straatmeubilair is ontworpen door Lana du Croq.
Transvaal
Twee buitenplaatsen ten noorden van het Hofland vormden lange tijd de enige bebouwing in Transvaal. De eerste buitenplaats was kasteel Westerbeek, dat ongeveer lag op de hoek van de huidige De la Reyweg en de Bothastraat; Huis Westerbeek. Dit huis is al in 1794 gesloopt.
De tweede buitenplaats was boerderij Engelenburg. Deze boerderij werd in de 18e eeuw met een groot herenhuis tot een buitenverblijf uitgebreid. Engelenburg was vanaf de Loosduinseweg via een oprijlaan te bereiken en lag ter hoogte van de huidige Engelenburgstraat. In 1900 moest dit Buiten, waarvan de eerste vermelding in 1570 werd gemaakt, wijken voor de stadsuitbreiding.
Begin 1900 werden de Paul Krugerlaan met zijstraten aangelegd. De Paul Krugerlaan kreeg al snel het karakter van een drukke winkelstraat, waar in de jaren dertig zelfs markt werd gehouden. Het noordelijke gedeelte van Transvaal - van de Loosduinsekade tot aan de Scheeperstraat - werd nog voor de Eerste Wereldoorlog gerealiseerd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gestart met woningbouw in het gebied ten zuiden van de Scheeperstraat tot aan de Hoefkade. Er heerste in die tijd grote woningnood in Den Haag. Deze woningnood werd veroorzaakt door de komst van veel Belgische vluchtelingen en de stroom van migranten naar de steden. De nieuwe woningen in Transvaal waren vooral bedoeld voor arbeiders. De wijk is rond 1930 voltooid. De naam "Transvaalkwartier" is ontleend aan de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1899-1902). Straten zijn vernoemd naar personen die in deze oorlog een belangrijke rol speelden.
In 1938 werd de algemene warenmarkt van de Prinsegracht verplaatst naar de Herman Costerstraat.
De markt heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot de grootste warenmarkt van ons land.
Vanaf de jaren 90 van de 20ste eeuw zijn veel slechte panden tegen de vlakte gegaan om plaats te maken voor nieuwbouw. Hierdoor is de wijk, een voormalige volksbuurt, sterk van karakter veranderd. Uiteindelijk werden er meer woningen gesloopt dan teruggebouwd, zodat de wijk wat ruimer van opzet werd en het Wijkpark aan de Kempstraat gerealiseerd kon worden. Sinds 2001 staat in Transvaal, aan de Scheeperstraat 188, de Noeroel Islam Moskee. In oppervlakte is dit één van de grootste moskeeën van Nederland.
Kortenbos
Strak omsloten door zeventiende-eeuwse - deels gedempte - grachten, de Noordwal, de Lijnbaan en de Prinsegracht, en een twintigste eeuwse verkeersweg, de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat, lijkt Kortenbos op het eerste gezicht een eenheid te vormen. Het Westeinde, dat het hele gebied doorsnijdt, vormt daarbij een extra bindende factor. Er zijn echter grote verschillen, zowel in ontstaan als in groei. Hoewel het gebied oorspronkelijk nauw aansloot bij de kern van Den Haag, kwam het voor het overgrote deel pas laat tot ontwikkeling. Een ontwikkeling die de laatste 100 jaar veel ingrijpende veranderingen te zien gaf.
Vermoedelijk lag in dit gebied één van de kernen van de boerennederzetting, die het eerste begin heeft gevormd van het dorp Die Haghe. Toen het dorp vorm begon te krijgen, concentreerde de eerste bebouwing zich uitsluitend in het gebied dat - voor de doorbraak van de Torenstraat - nog direct bij de Grote Kerk aansloot. Rond 1500 stopte de bebouwing nog bij de Assendelftstraat en de Vleerstraat. De rond 1650 gegraven Prinsegracht is vernoemd naar prins Frederik Hendrik. Aan de gracht werden een aantal openbare gebouwen neergezet zoals de Boterwaag (1650), de Korenbeurs en het Tucht- of Spinhuis (1662-1663). Het hofje van Nieuwkoop werd in 1661 naar ontwerp van architect Pieter Post gebouwd voor arme en behoeftige weduwen.
Pas in de l8de eeuw werd de Prinsegracht volgebouwd met patriciërswoningen.
Ook in de l9de eeuw werden de terreinen tussen Westeinde en Noordwal, de Geest, het Slijkeinde, het Kortenbos (de straat), de Gedempte Sloot en het Ledig Erf (later de Bakkerstraat) bebouwd met vooral goedkope woningen. Er ontstond een typische volkswijk. Op de open terreinen aan de andere kant van het Westeinde werden ook veel goedkope volkswoningen neergezet. Daarnaast ontstond, vooral in de l9de eeuw, een aantal grotere, voornamelijk Rooms-Katholieke gebouwen en complexen. In de Bleekerslaan kwam een Oudeliedentehuis (1855) dat verbonden werd met het al eerder in de Warmoezierstraat gestichte Weeshuis (1765), het ziekenhuis St. Johannes de Deo (1873) en aan de zijde van het Kortenbos, het scholencomplex van de St. Vincentiusvereniging (1846). Zeker niet Rooms-Katholiek was de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij die zich in 1881 vestigde in het gebied tussen de Noordwal en de Sirtemastraat. In 1894 werd de brouwerij hofleverancier en niet lang daarna was ZHB de grootste bierbrouwer van Den Haag die uiteindelijk naar 83 landen bier exporteerde. In 1960 fuseert ZHB met het Rotterdamse Oranjeboom en in 1974 is de fabriek in Den Haag afgebroken om plaats te maken voor woningen ontworpen door architect H. Klunder. De straatnaam ZHB Hoven herinnert nog aan de oude bierbrouwerij.
Na de Tweede Wereldoorlog speelde de uitbreiding van het Westeindeziekenhuis, waarvoor de planning werd neergelegd in een bestemmingsplan Lijnbaan (1968). In de jaren zeventig begon de ontwikkeling van Kortenbos als woongebied. Er is gekozen voor gevarieerde woningbouw en op de plaats van de vroegere straat Kortenbos is geen verkeersweg gekomen, zoals eerst was gepland, maar een buurtpark.
Schilderswijk
Het tegenwoordig als Schilderswijk-Centrum aangeduide deel van Den Haag was in de Middeleeuwen nog een moerasachtig veengebied. Al in de 15e eeuw werd dit doorsneden door de Hofkade, waarvan de naam later tot Hoefkade werd verbasterd. De weg voerde langs een water vanaf het Zieken in westelijke richting naar het zogenaamde Hofland, het grafelijke weiland dat ter hoogte van de huidige Transvaalwijk lag. Het gebied ten zuiden van de Hoefkade behoorde tot het ambacht van Rijswijk, en hier bevonden zich - ongeveer waar nu de Vaillantlaan loopt - tot circa 1895 een eendenkooi met kooikerswoning en een watermolen.
De opening van de spoorlijn Amsterdam-Den Haag in 1843 en de doortrekking naar Rotterdam in 1847 hadden gevolgen voor het aangrenzende gebied. De weg langs de spoorlijn naar Rotterdam, de Parallelweg, vormt nu de zuidgrens van de Schilderswijk. De bouw van het station van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (nu Hollandse Spoor geheten) leidde tot de overdracht door Rijswijk aan Den Haag van de grond tussen de Hoefkade en de Laak. Omdat het voornamelijk om weilanden ging, verliep dit zonder problemen. Door de komst van het nieuwe station werd de Stationsweg aangelegd, die samen met de Huijgensstraat, omstreeks 1860 bebouwd werd. Het huidige stationsgebouw dateert uit 1893 en is van de hand van architect Margadant.
De gemeente nam in 1862 het initiatief om aan de zuidkant van de stad een echte wijk te bouwen. Achter het Groenewegje werd het Oranjeplein aangelegd: een groot plein met een plantsoen in het midden.
Rondom dit plein werden volgens de eisen van de gemeente voorname huizen gebouwd. Aan de nabijgelegen Tullinghstraat, Falckstraat en Hoefkade kwamen vier openbare lagere scholen. Verder liet de gemeente de aanleg van de nieuwe wijk grotendeels over aan het particulier initiatief.
Terwijl het Oranjeplein bedoeld was voor de gegoede burgers, vestigden zich in de omliggende straten 'kleine burgers' en ambachtslieden. Op het plein kwamen de Van Hogendorp- en Van der Duynstraat uit. Hier werden in 1863 en volgende jaren arbeiderswoningen gebouwd door de Vereeniging tot Verbetering der Woningen van de Arbeidende Klasse te 's-Gravenhage. Aan de Hooftskade werd in 1867 het nieuwe weeshuis van de Nederlands Hervormde Diaconie in gebruik genomen. De woningbouwvereniging bouwde in 1874 tussen de Poeldijksestraat en de Jan Blankenstraat het 'Rode Dorp'. Deze arbeiderswoningen werden neergezet langs twee haaks op de Hoefkade gelegen 'laantjes'. Tegenwoordig worden deze huisjes door studenten bewoond. Al met al verloor de buurt rond het Oranjeplein zijn aantrekkingskracht voor mensen die het beter hadden.
Rond 1870 ontstond een grote vraag naar goedkope huizen, doordat velen van het platteland naar de steden trokken om daar werk te zoeken. Pletterij van Enthoven, de ijzergieterij De Prins van Oranje en de meubelfabriek Horrix waren in de buurt. Dit zal er toe bijgedragen hebben dat in de Zusterpolder veel arbeiders gingen wonen.
De Paulus Potterstraat was de eerste straat in de wijk die de naam van een schilder kreeg. Het huis aan de Dunne Bierkade waar Paulus Potter van 1649-1652 woonde keek uit over de Hoefkade. Omdat de te vernoemen straat daar een zijstraat van was, stelde de Vereeniging tot Beoefening van de Geschiedenis van 's-Gravenhage in 1876 Burgemeester en wethouders voor deze Paulus Potterstraat te noemen.
Toen in het jaar daarop enkele naburige straten vernoemd moesten worden, vroegen B&W aan de V.B.G.G. om daarvoor ook de namen van beroemde schilders voor te stellen.
Naast particuliere bouw werden nog sociale woningbouwprojecten gerealiseerd, zoals de Van Ostadewoningen, het Fort aan de Jacob van Campenstraat en omliggende straten en de Delpratwoningen. Wat betreft kwaliteit en huurprijs staken deze woningen gunstig af in de wijk. Het woonklimaat in de Schilderswijk was ook slecht door het gebrek aan groen. Alleen het Oranjeplein kende een groenvoorziening. Het op grote schaal voorkomende achterstallige onderhoud bij de toch al niet zo degelijke huizen, maakte sanering van de Schilderswijk onafwendbaar. De wijk werd al in 1954 tot saneringsgebied verklaart, maar het duurde nog jaren voordat tot daadwerkelijke actie werd overgegaan. Het eerste nieuwbouwplan startte in 1973 rond het Oranjeplein; Jacob Catsstraat en de Hoefkade. Dit was de start van een zeer ingrijpende stadsvernieuwing die meer dan 30 jaar zou duren met een hoogtepunt in de jaren tachtig. Veel oudbouw maakte plaats voor nieuwbouw, vooral bestaande uit sociale huurwoningen. Slechts een klein deel van de bestaande woningen werd gerenoveerd. De straten zien er sindsdien anders uit. Er werden veel appartementsgebouwen neergezet. De doorgaande hoofdweg in de Schilderswijk is de Vaillantlaan. De bebouwing langs deze laan werd bijna geheel gesloopt en opnieuw bebouwd tussen 1990 en 2009 naar een masterplan van architect Jo Coenen. De laan is nu onderdeel van de Haagse centrumring. De laan begint bij het Vaillantplein en eindigt op de kruising met de Parallelweg.
In 1840 kocht de Commissie van Algemeen Beheer tot aanbouw van armenwoningen te ’s-Gravenhage het gebied aan waarop ze het Om en Bij bouwden. De Diaconie van de Hervormde Gemeente ging de huisjes gratis toewijzen aan hervormde Hagenaars, waar geen smetje aan kleefde en die al minstens twee jaar van de bedeling leefden. In 1841 kwamen er 120 woningen in 5 rijen van 24 kwamen beschikbaar. Tot 1868 mochten de bedeelden er gratis wonen. Daarna moesten ze 1,20 gulden per week aan huur betalen. Bij wangedrag werd de bewoner uit zijn huisje gezet.
In de directe omgeving van dit hofje bouwde de diaconie meer sociale inrichtingen. Al in 1855 verrees het Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan het Om en Bij en daarnaast, een jaar later, de diaconale bakkerij. In 1877 vond de opening plaats van de Van Doeverenstichting voor gehuwde bejaarden. Ten slotte werd het hofje zelf in 1882 uitgebreid met nog een rij van twaalf huisjes. De diaconie bouwde in 1867 aan de Hooftskade, die net buiten dit stadsvernieuwingsgebied valt, een nieuw hervormd weeshuis ter vervanging van het oude aan het Spui, tegenover de Bierkade.
Inmiddels hadden allerlei speculanten zich van de wijk meester gemaakt. Grondeigenaren, huizenbouwers en geldschieters probeerden met zo klein mogelijke investeringen een zo groot mogelijke winst te behalen. En dit ging meestal ten koste van de kwaliteit van de huizen. De gemeente bemoeide zich alleen met de bouw van huizen die aan de straat lagen. Wat op de terreinen achter de huizen gebouwd werd, ging haar lange tijd niet aan. Pas in 1892 werd het bouwen van hofjeswoningen, zoals die in de Paulus Potterstraat, verboden. Maar toen was een flink deel van de wijk al gebouwd.
Pas rond de eeuwwisseling ging men over tot het bouwen van portiekwoningen met hun karakteristieke gemeenschappelijke buitentrap voor de bovenwoningen. Vooral in de Delftselaan en de 's-Gravenzandelaan treffen we dit type woningen aan.
Stationsbuurt
De Stationsbuurt wordt begrensd door de Waldorpstraat in het zuidoosten, het Oranjeplein in het zuidwesten, 't Groenewegje en de Boomsluiterskade in het noordwesten met een uitsteeksel tussen de Oranjebuitensingel en de Rijnstraat tot aan de Bezuidenhoutseweg, en de spoorlijn in het noordoosten.
Het Zieken kreeg zijn naam doordat aan deze kade vanaf het midden van de 15de eeuw het Leprooshuis was gevestigd. De melaatsen of leprozen die dit ommuurde complex bewoonden, hadden tot het einde van de 16de eeuw de kade van het Zieken als wandelgebied. De openstelling van het Zieken voor verkeer in 1592 betekende ook dat er voortaan schepen mochten aanleggen. Het Leprooshuis had al vanaf het midden van de 17de eeuw geen melaatse bewoners meer, omdat de ziekte in deze omgeving verdwenen was.
Het Leprooshuis is in 1826 afgebroken. Waar de tuin ooit lag werd in 1828 het Wachtje gebouwd voor het innen van de stedelijke accijnzen. Later vonden in dit gebouwtje, dat als Paviljoen nog steeds een gezichtsbepalend element is voor het Rijswijkseplein, de koepokinentingen plaats.
Lange tijd vormden de huizen aan het Groenewegje, de Bocht van Guinea en het Zieken de enige bebouwing. Dit stadsdeel bestond verder uit weilanden, die buiten de singelgrachten lagen. Vanaf ongeveer 1858 werd de Stationsbuurt verder bebouwd, toen de Stationsweg het station met de Wagenstraat was gaan verbinden. Aan de Stationsweg en de Huijgensstraat werden toen deftige huizen gebouwd. Tussen de Huijgensstraat en de Bocht van Guinea werd in 1860 een park aangelegd. In een huis aan de Bocht van Guinea werden in 1872 de weduwe Van der Kouwen en haar dienstmeisje vermoord door Hendrik Jacobus Jut. Zijn naam leeft nog voort in de bekende kermisattractie 'de kop van Jut'. Door de geruchtmakende moord kreeg de naam Bocht van Guinea zo'n ongunstige klank, dat hij op verzoek van bewoners in 1873 werd veranderd in Huijgenspark. Het gebied tussen het Station Hollands Spoor en de Hoefkade-Oranjelaan werd voor het grootste deel in beslag genomen door twee grote fabrieken: de Meubelfabriek Anna Paulowna van de gebroeders Horrix en de IJzergieterij De Prins van Oranje. De naam Oranjelaan herinnert hier nog aan. In 1890 en 1897 verdwenen beide industrieën.
Tussen 1893 en 1906 werd er gebouwd in straten als de Kraijenhoffstraat, Jan Blankenstraat en Hofwijckstraat. Eerder werden in de wijk deftige huizen gebouwd. Nu kwamen er herenhuizen van drie woonlagen, die waren gesplitst in boven- benedenwoningen. Deze huizen waren bedoeld voor de 'kleine burgers'. Voor arbeiders was vaak slechts een kleiner gedeelte, soms slechts een kamer, van deze woningen financieel bereikbaar. De meer recente geschiedenis van de Stationsbuurt kent nogal wat grootschalige nieuwbouwprojecten. Zo betrok de Dienst der Gemeentewerken in 1955 een nieuw kantoorgebouw op de hoek van het Groenewegje en het Zieken. Op deze plek was al in 1637 de Gemeentewerf gevestigd, die beschouwd kan worden als een voorloper van deze dienst. Daarna werd Gemeentewerken onderdeel van de Dienst Stadsbeheer en het trotse hoofdkantoor heeft in de jaren negentig plaats moeten maken voor ‘de Croissant’, een modern wooncomplex van de Belgische architect Charles Vandenhove.
Het gebied tussen het Rijswijkseplein en de Stationsweg heeft inmiddels een complete gedaanteverwisseling ondergaan. In 2005 werd de hoogbouw ‘het Strijkijzer’ gebouwd. Rond 2012 kwam daar het ‘Ceres-gebouw’ bij. De stationshal en de bestaande tunnel van Station Hollands Spoor werden verlengd tot een nieuwe reizigerspassage aan de Laakzijde, zodat een volwaardige stationsentree ontstond. Rond het stationsplein is flink, gesloopt, gerenoveerd en nieuw gebouwd. Ook de loop van de trams en haltes werd aangepakt. Het zogenaamde ‘rode dorp’, gelegen tussen de Parallelweg en de Hoefkade werd gerenoveerd tot een hoogwaardige campus voor studenten, waarbij de gevelschilderingen van kunstenaar Hermanus Berserik gerestaureerd en teruggeplaatst zijn.
Rivierenbuurt
De Rivierenbuurt ligt aan de rand van het centrum van Den Haag, de buurt wordt aan de noordwestzijde begrensd door het Prins Bernhardviaduct en de Schedeldoekshaven, aan het zuidwesten door het Spui en de Haagvliet. Aan de gehele noordoost- en zuidoostzijde loopt het spoor tussen de stations Den Haag Centraal en Hollands Spoor. Pas na 1850, toen de stad werd uitgebreid buiten de singelgrachten, ontstond het grootste deel van de huidige Rivierenbuurt. Alleen het gedeelte tussen de Ammunitiehaven en de Zuid-Oost-Buitensingel (later Uilebomen en Oranjebuitensingel genoemd) is van voor 1850. De Scheyink was het grenswater tussen Den Haag en Voorburg. Later werd Scheyink verbasterd tot Schenk of Schenkwetering waarvan namen als Weteringkade en Schenkkade werden afgeleid.
Tegelijk met de singelgrachten werden in het begin van de zeventiende eeuw ook de Nieuwe Haven en de Ammunitiehaven aangelegd. De havens vormden het centrum van het havenkwartier waar schepen goederen aanvoerden die bestemd waren voor de stad. In die tijd bepaalden cafés, goedkope logementen en prostitutie het beeld hier. Langs de verbindingsgracht tussen de Nieuwe Haven en de Oostsingelgracht waren kleine huisjes gebouwd die later door de bebouwing aan de Zwarteweg en de demping van de verbindingsgracht ingesloten werden. Ze staan nu nog bekend als de voormalige Julianahof.
In het begin van de negentiende eeuw verloor het gebied rond de Nieuwe Haven zijn functie en geleidelijk aan werden de grachten gedempt. In 1860 waren de Ammunitiehaven en de Schedeldoekshaven aan de beurt om gedempt te worden en in 1904 volgde de Nieuwe Haven. Intussen was de stadsuitbreiding langzaam op gang gekomen.
Na 1910 begon men in snel tempo met de systematische bouw van de Rivierenbuurt. Eerst werd het deel tussen de singelgracht en de Weteringkade aangelegd. Ongeveer tien jaar later was het stratenplan en een deel van de bebouwing tussen de Weteringkade en de spoorbaan gereed. Het gebouw van de Postcheque- en Girodienst aan het Spaarneplein is uit 1919.
De nieuw gebouwde woningen waren voor het grootste deel meergezinshuizen met twee buitendeuren en een binnentrap of portiekwoningen met een buitentrap. Het Schenkviaduct dat voor het toenemende verkeer werd aangelegd, was in 1940 gereed. Het resterende water en het oude sluisje van de Schenkwetering verdwenen in 1957. Het Prins Bernhardviaduct ging in 1975 open. In de jaren tachtig en negentig ging zo ongeveer het hele oude havengebied op de schop. Er kwamen nieuwe woningen en kantoren. Het Prins Bernhardviaduct, ooit bedoeld als beginpunt van de dwarsweg door het centrum, werd ingekort.
In de 21ste eeuw is een groot deel van de Rivierenbuurt gesloopt en zijn er nieuwe woningen gebouwd; een gevarieerd aanbod van huur- en koopwoningen in het hogere segment. Op het voormalige terrein van de Staatsdrukkerij en -uitgeverij aan de Fluwelen Burgwal is in 2006-2007 het wooncomplex 't Haegsch Hof verrezen, bestaande uit zo'n 200 woningen en appartementen, ontworpen door de Luxemburgse architect Rob Krier.
Zeeheldenkwartier
Het Zeeheldenkwartier wordt begrensd door de Laan van Meerdervoort, de Zeestraat, de Toussaintkade, de Hoge Wal, en de Waldeck-Pyrmontkade.
Toen de omvang van de Haagse bevolking rond 1870 zeer snel toenam werd het noodzakelijk de stad buiten de grachtengordels uit te breiden. 't Kleine Veentje, de veenpolder waar het Zeeheldenkwartier uiteindelijk verrees, lag aan de rand van de noordwestelijke singelgrachten en bestond voornamelijk uit weilanden. Tussen de Veenkade en de sloot, de latere Elandsgracht die de polder doorsneed, verbouwden tuinders bloemen en groenten. In het noorden vormde de Laan van Meerdervoort, genoemd naar de (bouw-)hoeve Meerdervoort, de grens tussen veengebied en duingebied.
Rond 1840, vòòr de stadsuitbreiding, werd al bebouwing aangetroffen aan de Toussaintkade die toen nog Veenlaan heette. In dit nog landelijke gebied vond men de theetuinen, tuinhuizen en buitens van de Haagse burgerschap. Later werden deze huizen vervangen door grotere, fraaiere huizen.
In 1859 had een gemeenteraadscommissie al een plan ontworpen voor een park achter de Zeestraat. De gemeente moest haar ideeën echter laten varen omdat Anna Paulowna, weduwe van Willem II, niet van plan was afstand te doen van het bos bij haar landgoed Rustenburg aan de Scheveningseweg. Enkele jaren later deed haar dochter Sophie, groothertogin van Saxen Weimar, wel afstand en architect S.J. de Vletter, die de nieuwe eigenaren en ondernemers vertegenwoordigde, diende in 1865 een plan in. Rond 1870 werden Anna Paulownaplein en omgeving aangelegd. In dit Anna Paulownapark zijn vooral statige, ruime huizen voor welgestelden gebouwd.
Het eigenlijke Zeeheldenkwartier, met het Prins Hendrikplein werd tussen 1870 en 1890 gebouwd en is daarmee één van de oudste stadsuitbreidingen. Het Zeeheldenkwartier is vernoemd naar prins Hendrik 'de Zeevaarder' (1820-1879) en het plein ligt als middelpunt en enige openbare groenvoorziening in de wijk.
De bebouwing bestond uit herenhuizen en aparte boven- en benedenwoningen. De huizen boden woonruimte aan het sterk groeiende aantal ambtenaren, militairen, Indische verlofgangers en gepensioneerden, de zogenaamde 'middenstand'. De Dichtersbuurt was veel minder ruim opgezet en achter de smalle, dichtbevolkte straten lagen in veel gevallen ook nog hofjes van niet al te beste kwaliteit. Ook de Trompstraat kende vijf hofjes. Eén hofje, dat als enige bewaard is gebleven in die straat, vormt een bouw- en onderhoudstechnisch gunstige uitzondering. Het betreft het zogenaamde Trompstraathofje, dat ook wel bekend staat als het 'Artiestenhofje'. Het werd rond 1875 voor het personeel van de Koninklijke Stallen in opdracht van Willem III gebouwd. In de jaren dertig en veertig werd het vooral bewoond door kunstenaars. In 1952 werd dit hofje totaal gerenoveerd.
Rond 1876 werd begonnen met de aanleg en bebouwing van de Elandstraat tussen de Toussaintkade en de Hemsterhuisstraat. De Elandsgracht moest daarvoor worden gedempt. Pas later, rond 1900, werd de Elandstraat verlengd tot aan de Waldeck Pyrmontkade. Rond 1880 was de bebouwing van het Zeeheldenkwartier al gevorderd tot de Van de Spiegelstraat en de Jan van Galenstraat ten noorden van de Elandstraat en tot de Helmersstraat in het gebied tussen Elandstraat en Veenkade. Zo'n tien jaar later was ook de bebouwing tussen het Prins Hendrikplein en de Waldeck Pyrmontkade voltooid. De neogotische kerk Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangen aan de Elandstraat, die ook wel Elandstraatskerk wordt genoemd, is sinds 1892 een markant punt in de wijk.
In de jaren 1920 was het voor de bereikbaarheid van het centrum noodzakelijk een doorbraak te maken van de Torenstraat naar de Zoutmanstraat. Daarom werd, dwars over enkele straten van de Dichtersbuurt, de Vondelstraat aangelegd. Die doorbraak heeft het Zeeheldenkwartier geen goed gedaan. Met name na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk een groot doorgangsgebied voor het autoverkeer van en naar het centrum. Daarnaast bleken de grote huizen al lang niet meer aantrekkelijk te zijn voor de mensen voor wie ze oorspronkelijk gebouwd waren. Het gevolg was onderverhuring en inwoning waardoor de panden snel in kwaliteit achteruit gingen. In de omgeving van het Anna Paulownaplein kwamen steeds meer kantoren. Hierdoor ging ook het woonkarakter van de wijk voor een deel verloren. Door gebrek aan onderhoud liep de kwaliteit van de kleinere woningen en hofjes snel achteruit. Vooral in de omgeving van de Veenkade was het verval ernstig. Het is dan ook geen wonder dat het Zeeheldenkwartier aan de lijst van stadsvernieuwingsgebieden werd toegevoegd. In de jaren tachtig en negentig heeft een groot deel van het gebied een grote opknapbeurt gekregen in de vorm van nieuwbouw of renovatie. Ook de Elandstraat kerk is grondig gerestaureerd. Sinds 1981 wordt jaarlijks het Zeeheldenfestival op het Prins Hendrikplein georganiseerd door vrijwilligers. Het is het grootste buurtfeest van Den Haag.
De invoering van het verkeerscirculatieplan (2007) heeft er toe geleid dat het winkelaanbod in de Piet Heinstraat terugliep en dat hiervoor in de plaats veel horeca kwam. Ook in de Prins Hendrikstraat is de horeca opgerukt en het winkelaanbod doen teruglopen. Vanaf 2012 is het laatste stuk gracht tussen Noordwal en Veenkade aan de kant van de Toussaintkade weer open gemaakt. Er zijn nu plannen om het Piet Heinplein weer open te leggen en de gracht daar ook terug te brengen.
Tip:
Bekijk voor meer inzicht in de groei van Den Haag www.haagsekaart.nl een samenwerkingswebsite van de Haagse erfgoedpartners