De Maatschappij tot bevordering der toonkunst werd op 19 april 1829 opgericht te Amsterdam. Behalve de Hoofdmaatschappij werden toen ook de afdelingen Amsterdam, Dordrecht, Haarlem, Rotterdam, Utrecht en Den Haag gesticht. De Maatschappij stelde zich ten doel de beoefening van de toonkunst te bevorderen, zowel door het ondersteunen van componisten en kunstenaars, het geven van onderwijs als door het organiseren van zanguitvoeringen. De Haagse afdeling bevond zich in de gunstige positie dat er zich hier al een Koninklijke Muziekschool en het Concert Diligentia bevonden, waardoor zij zich vooral kon toeleggen op de uitvoering van oratoriummuziek In de vorige eeuw werden de uitvoeringen begeleid door wisselende musici en vanaf 1893 door het Concertgebouworkest. Toen het Residentie Orkest in 1904 werd opgericht, werd dat de vaste begeleider van de vele concerten die de afdeling gaf. De leden, zowel "werkende" (zingende) als "kunstlievende", werden voornamelijk gerekruteerd uit de gegoede burgerij. Zo waren in de jaren veertig van de vorige eeuw bijvoorbeeld de stadssecretaris Emants en zijn latere opvolger Van den Heuvel lid. Directeuren of leiders van de zangvereniging van de afdeling waren o.a. Johannes Verhulst, August Seiffert, Samuel de Lange en Willem Kes. In deze eeuw waren dat A.B.H. Verhey, Johan Wagenaar, Peter van Anrooy, Johannes den Hertog en sinds 1948 Willem van Otterloo.

Het archief is slechts in fragmenten bewaard gebleven. In 1893 waren bijvoorbeeld nog de volgende thans verdwenen stukken aanwezig:
- notulen 1861-1880
- correspondentie 1864-1867
- jaarverslagen, 1868/9-1876/7
- gedenkboek Maatschappij 1879 (1x goud, 6x gewoon)

Wellicht is een en ander verdwenen na een verzoek van het Hoofdbestuur uit 1914 om het archief van de afdeling tot 1879 te mogen lenen. In 1893 waren echter ook al geen notulen daterende van vóór 1840 meer voorhanden. Deze zijn er wellicht nooit geweest. Het archief werd in 1974 aan het Gemeentearchief geschonken door C.J. Segboer. In de bibliotheek van het Gemeentearchief bevond zich al enig los materiaal afkomstig van of wellicht alleen betreffende de Haagse afdeling. Deze stukken (voornamelijk drukwerk) werden bij het maken van de inventaris ter completering aan het archief toegevoegd. Ze zijn nog te herkennen aan de signatuur Dt 12 linksboven op de stukken. In 2011 is het archief met een aanwinst uit 2010 opnieuw geïnventariseerd.

Op inventarisnummer 56 berust beperkende bepalingen. In de bibliotheek van het Gemeentearchief bevinden zich gedenkboeken en ander materiaal betreffende Toonkunst.