Begin 1914 leefde bij de Christelijke Vissersvereniging 'Koningin Wilhelmina' te Scheveningen het plan tot stichting van een tehuis voor vissers te Scheveningen als een herinnering aan de feestviering van december 1913. Op 24 februari 1914 kwamen op initiatief van de Heer J.C. Vermaas in de regentenkamer van het Oude mannen- , vrouwen- en weeshuis aan de Duinstraat acht Scheveningse vissers (allen leden van 'Koningin Wilhelmina') en de heren Mr. J. Ankerman, Jac. Wzn den Dulk, A. Hoogenraad (leden van de gemeenteraad van 's-Gravenhage) en de Scheveningse notaris G. van der Stuyt bijeen om een Stichting 'Tehuis voor oude Scheveningse vissers' op te richten. De Stichting zou op Christelijke grondslag staan, maar vissers van een andere levensbeschouwing zouden ook in het Tehuis kunnen worden opgenomen. De directeur van het Tehuis moest bij voorkeur een Scheveningse visser zijn. Voor opname kwamen in aanmerking Scheveningse vissers (d.w.z. zij die minstens 35 jaar visser waren geweest en minstens 25 jaar voor hun opname te Scheveningen hadden gewoond) van 65 jaar en ouder en hun echtgenotes voor zover deze minstens 55 jaar oud waren. De Stichting spoorde alle Scheveningse vissers aan jaarlijks 1% van hun loon af te staan voor het Tehuis. Zolang dit Tehuis nog niet bestond, zou van de bijdragen van de vissers 1/3 tot een maximum van f 1500- afgedragen worden aan het Fonds tot ondersteuning van oude vissers te Scheveningen.

Aanvankelijk ging het wel goed, maar na verloop van tijd weigerde de meerderheid van de vissers wegens de malaise hun belofde van 1% bijdrage gestand te doen. Op 16 september 1924 besloot het bestuur van de Stichting dat het gestelde doel niet kon worden bereikt, maar dat het gewenst was de Stichting voor bepaalde doeleinden - althans tijdelijk- en onder gewijzigde bepalingen te doen voortbestaan. Alle contribuanten zouden - als vrijwillige daad van het bestuur - op aanvrage hun bijdrage terug ontvangen, terwijl het overblijvende saldo zou worden besteed aan ondersteuning van oude of behoeftige vissers. Op 27 december 1926 was de liquidatie voltooid en werd het archief van de Stichting aan de gemeente 's-Gravenhage geschonken.