< Terug naar archievenoverzicht

Uw zoekacties: Sociëteit 'Wij zorgen voor elkander'

0013-01 Sociëteit 'Wij zorgen voor elkander'

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Op 9 oktober 1823 werd voor de middenstand in 's-Gravenhage opgericht de Sociëteit onder de zinspreuk 'Wij zorgen voor elkander'. Het was een ziekenfonds waaraan verbonden een fonds tot uitkering bij overlijden. Als leden konden toetreden alle bewoners van 's-Gravenhage binnen de bebouwde kom (in 1870 ook zij die buiten de bebouwde kom op het grondgebied van 's-Gravenhage woonden; Scheveningen viel van meet af aan hierbuiten) tussen 18 en 55 jaar. Zij konden ook deelnemen voor hun kinderen van 5-18 jaar. Personen van 55-70 jaar konden geen leden in volle rechten worden: zij kwamen niet in aanmerking voor een uitkering bij overlijden. Voor deze uitkering die voor hen die lid waren minimaal f 75,- en maximaal f 200,- bedroeg, werd het batig saldo van de gewone rekening gebruikt. Op deze uitkering maakte men pas aanspraak na een vol jaar lid te zijn geweest. Deze bepaling gold niet voor hen voor wie als kind reeds was betaald en die later zelf leden in volle rechten waren geworden. Uitkeringen die twee jaar na het overlijden nog niet waren opgevraagd vervielen aan de Sociëteit. Ieder lid moest een certificaat van gezondheid overleggen. In 1838 betaalde men f 1,- inleggeld en f 10,- contributie voor volwassenen; voor elk ingeschreven kind werd een rijksdaalder berekend. Hiervoor kreeg men een behandeling als particulier verzekerden vrije bediening aan huis van arts, chirurgijn en lavementzetster. Medicijnen werden door de aangesloten apotheker gratis verstrekt. Bevallingen en operaties werden niet door de Sociëteit bekostigd.
In 1870 moesten de leden buiten de bebouwde kom van 's-Gravenhage woonden een schadeloosstelling betalen bij bediening aan huis. In 1890 kregen de leden buiten 's-Gravenhage die de volle contributie bleven betalen wel vrije geneeskundige behandeling mits zij bij de arts aan huis kwamen en de medicijnen zelf afhaalden. De contributie was nu gestegen tot f 12,- en de leeftijdsgrens teruggebracht tot 60 jaar. Om vrije geneeskundige behandeling voor hun inwonende kinderen beneden 18 jaar te genieten moesten beide ouders lid zijn of moest een der ouders een dubbel lidmaatschap betalen. Een lid-voogd moest voor bij hem inwonende pupillen contributie betalen. Die contributie moest binnen één maand na de vervaldag betaald worden op straffe van verlies van het lidmaatschap! Er werden geen breukbanden verstrekt, geen orthopedische instrumenten of antiseptische verbandmiddelen. Bij overlijden van kinderen of pupillen vond geen uitkering plaats. Recht op deze uitkering had men nu pas na twee jaar vol lidmaatschap.
Het was de Sociëteit na aanvankelijk succes gehad te hebben later niet zo naar den vleze gegaan. In 1838 had de secretaris vrijstelling van contributie voor zich, zijn echtgenote en zijn kinderen beneden 18 jaar, in 1890 alleen vrijstelling voor zichzelf en zijn echtgenote. Tevergeefs poogde men in 1890 het ledental, dat vroeger eens ruim 500 was geweest, door een wijziging van het reglement te doen stijgen: in 1901 waren er nog maar 143 leden. Het bestuur dat gevormd werd door twee directeuren die het dagelijks beheer voerden en zes leden-commissarissen aan wie de directeuren rekenschap schuldig waren, nam nu maatregelen. Het besloot met ingang van 1 januari 1902 bij wijze van proef voor 5 jaar 4 specialisten aan de Sociëteit te verbinden, die door de leden tegen verlaagd tarief geconsulteerd konden worden. In mei 1902 werd de contributie teruggebracht tot f 10,-. Voor weduwen of weduwnaars werd per gezin maximaal f 10,- berekend voor al hun kinderen beneden 18 jaar. Verbandstoffen en de meest gebruikelijke instrumenten waren tegen reductie in de beide aangesloten apotheken verkrijgbaar. In 1902 noemt de Sociëteit zichzelf in haar jaarverslag: 'Vereniging tot het verlenen van genees- en heelkundige hulp en levering van geneesmiddelen onder de zinspreuk Wij zorgen voor elkander'. Op 1 september 1903 had het bestuur een contract gesloten met het Medico-Mechanisch Instituut (een inrichting voor Zweedse heilgymnastiek en massage) op de Prinsegracht nr. 196 onder leiding van de heer W. Jansen JHzn. Leden betaalden voor behandeling hier f 0,50 per keer en f 0,75 voor elke behandeling bij hen aan huis. Dit contract duurde tot september 1906. Met ingang van 1 oktober 1906 werden aan de Vereniging verbonden een gediplomeerd Zweeds heilgymnast/masseur en zijn echtgenote die het vak eveneens beheerste en die de leden a f 1,- per keer behandelden.
In 1907 mocht elk lid maximaal f 10,- aan 'specialiteitsmiddelen' en verbandstoffen en f 4,- aan instrumenten besteden. Op 1 juni 1907 sloot de vereniging een contract met Dr. Ch.E.B. Baéza, directeur van het inhalatorium aan de Bazarstraat nr. 8. Leden van de vereniging kregen 20% korting op de prijzen voor behandeling. In 1912 was in dit inhalatorium naast inhalatie van zuurstof ook inhalatie van radiumemanatie mogelijk voor lijders aan reuma, zenuwpijnen en stofwisselingsziekten. In 1915 mochten nieuwe leden der Vereniging pas na een half jaar de aan de Vereniging verbonden specialisten consulteren. In 1919 werd wegens stijging van de onkosten de contributie verhoogd tot f 18,- per jaar. Op 23 oktober 1923 wordt het 100-jarig bestaan feestelijk herdacht. De contributie werd verlaagd tot f 15,-; kinderen wier beide ouders lid waren tot hun 16e jaar vrij van het betalen van contributie. Min had toen de beschikking over 7 artsen, 1 tandarts en 5 specialisten (ogen, hart en longen, keel-neus-oor, huid- en vrouwenziekten). In het jaarverslag over 1919 worden de masseur en het Inhalatorium nog genoemd, in dat over 1922 niet meer.
Pogingen het ledental te doen stijgen hadden weinig succes. Sedert 1901 hadden de aangesloten artsen en de apothekers een adviserende stem op de algemene ledenvergadering van de Vereniging. Het reglement van 1901 bepaalde dat als de bezittingen van de vereniging gedaald waren tot f 1000-, of als het ledental teruggelopen was tot 50 personen het bestuur een vergadering zou moeten beleggen over de vraag of de vereniging ontbonden zou worden. Mocht deze vraag bevestigend worden beantwoord, dan zouden de bezittingen der Vereniging onder haar leden verdeeld worden naar rato van het aantal jaren dat zij lid waren. Maar om geheel andere reden werd de vereniging in 1941 ontbonden. Op 16 augustus 1941 vaardigde de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken een besluit uit betreffende het ziekenfondswezen (Verordnung 160/1941 in 'Verordnungsblatt für die besetzten niederländischen Gebiete, Stück 34, ausgegeben am 16 August 1941'). Deze verordening betrof de rechtstreeks verzekerden zelf en hun gezinsleden voor wie zij kostwinners waren (indirect-verzekerden). Betreffende de geneeskundige verzorging eiste de verordening in artikel 5 het volgende:
1. Geneeskundige hulp, met inbegrip van specialistische hulp en tandheelkundige hulp, verloskundige hulp bij bevalling door een geneeskundige of vroedvrouw, alsmede verpleging in ziekenhuis of sanatorium;
2. Verstrekking van de noodzakelijke genees- en heelmiddelen, met inbegrip van de kunstmiddelen voor het voorkomen en de behandeling van ziekte of gebreken en voor het herstel der arbeidsgeschiktheid;
3. De geneeskundige verzorging moet worden verleend vanaf het begin der ziekte.
In artikel 6 bepaalde de verordening betreffende de uitkering bij overlijden: 'De uitkering bij overlijden wordt verstrekt bij het overlijden van de rechtstreeks verzekerde en bij het overlijden van een indirect verzekerde.'
Daar de vereniging aan deze eisen niet kon voldoen, besloot de algemene ledenvergadering van 3 september 1941 tot de ontbinding van de vereniging.
Het archief werd in 1942 aan de gemeente 's-Gravenhage geschonken.
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1824-1941
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Sociëteit onder de Zinspreuk Wij zorgen voor elkander, sinds 1902 Vereeniging tot het verleenen van Genees- en Heelkundige Hulp en Geneesmiddelen onder de Zinsspreuk Wij zorgen voor Elkander
Omvang in m¹:
1,5
Auteur:
A.M.J. de Haan
Openbaarheid:
Geheel openbaar