< Terug naar archievenoverzicht

Uw zoekacties: Academie van Beeldende Kunsten

0058-01 Academie van Beeldende Kunsten

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Periode 1821-1910
Periode (1837) 1910-1952 (1981)
Geschiedenis van de academie
Organisatie
Onderwijs
Kunstcollecties
Het Haagsch museum voor kunstnijverheid
0058-01 Academie van Beeldende Kunsten
Inleiding
Periode (1837) 1910-1952 (1981)
Kunstcollecties
Het Haagsch museum voor kunstnijverheid
Het Haagsch museum voor kunstnijverheid, dat dateerde van 1888, werd in een ledenvergadering in 1921 als een zelfstandige vereniging geconstitueerd. Sinds het jaar van oprichting maakte het museum administratief onderdeel uit van de academie. Tot de stichters behoorden onder anderen leden van de koninklijke familie en Victor de Stuers.
Nederland bezat toen nog geen algemeen kunstnijverheidsmuseum. Het Nederlandsch museum voor geschiedenis en kunst te Amsterdam was dan wel uitgerust op dit gebied, maar helemaal op het eigen land ingesteld. Het Gemeentemuseum van 's-Gravenhage was geheel op lokale geschiedenis georiënteerd en stond nog in de kinderschoenen.
In 1918 werd de Vereeniging tot steun van het Haagsch museum voor kunstnijverheid opgericht. Degenen die tot 1918 jaarlijks aan het Museum contribueerden werden automatisch lid. Het doel van de vereniging was het bijeenbrengen van oude en nieuwe produkten van kunstnijverheid, en voorts iedere vorm van kunstnijverheid aan te sporen.
In 1933 werd besloten tot opheffing van het Kunstnijverheidsmuseum over te gaan. Een collectie van zo'n omvang was voor het onderwijs overbodig geworden, en het Gemeentemuseum was zich meer en meer aan het toeleggen op het verzamelen van producten van de kunstindustrie. Ook het Nederlandsch museum voor geschiedenis en kunst te Amsterdam, inmiddels omgedoopt tot Rijksmuseum van beeldhouwkunst en kunstnijverheid, was bezig zich te ontwikkelen als een algemeen kunstnijverheidsmuseum. Handhaving van het museum ten behoeve van het publiek was dus eveneens overbodig geworden. Het museum nam ook duidelijk af in populariteit. In het jaar 1932 kwamen er nog maar 122 bezoekers. Een schril contrast met bijvoorbeeld tien jaren eerder, 1922, toen er 2287 mensen een bezoek brachten.
Een deel van de verzamelingen werd aangehouden als studiecollectie ten behoeve van de kunstnijverheidsvakken, tekenen, schilderen en kunstgeschiedenis. De rest verkreeg het Gemeentemuseum van 's-Gravenhage in bruikleen of werd aan de eigenaars geretourneerd.
Het Museum voor reproducties van beeldhouwkunst
De musea Scheurleer
Fondsen en stichtingen ter ondersteuning van de academie
Gebouwen
Verantwoording van de inventarisatie
Geraadpleegde literatuur
Noten
Periode (1907) 1953-1998
Bijlagen

Kenmerken

Datering:
(1820) 1821-1998
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de Vereeniging 's-Gravenhaagsche Teeken-akademie, sinds 1859 Academie van Beeldende Kunsten, sinds 1957 Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag
Omvang in m¹:
38,125
Auteur:
F.C. van der Meer van Kuffeler (1927), J.C. Coelingh Bennink (1985), S.W. den Haan (1986), C.N.W.M. Glaudemans, E. Krabbendam en M.C. Lansink (1999)
Openbaarheid:
Beschrijvingen openbaar, stukken gedeeltelijk openbaar